Opinie

Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Goed nieuws uit Jemen plus wat Hollandse kortzichtigheid

ging naar de internationale koffiebeurs in Amsterdam. Daar sprak ze de man die van Jemen weer een koffieland wil maken.

Vandaag eens een keer goed nieuws in deze column, en uit Jemen! Een mini-goednieuwsje, geen staakt-het-vuren of zo, de oorlog is juist weer opgelaaid met dat Saoedisch-Emiraatse offensief tegen de Houthi-rebellen bij de havenstad Hodeida. Niettemin. Ik ging voor u vorige week naar de grote koffiebeurs in de Amsterdamse RAI, The World of Coffee op zijn Engelstalige hedendaags. Daar sprak ik Faris Sheibani, directeur van Qima Coffee. Kort en waarschijnlijk veel te simpel gezegd, hij koopt koffiebonen, zaadjes eigenlijk, van boeren in Jemen, verwerkt die in de hoofdstad Sana’a, en exporteert en verkoopt die dan. Hele goede, hele dure koffie, met name bestemd voor de Aziatische markt, want Europa is „gevoeliger voor de prijs”, zegt hij elegant.

Het goede nieuws is dat Sheibani en de paar concurrenten die ook sinds kort aan de slag zijn, daarmee in feite een begin maken met ontwikkeling in Jemen temidden van die gigantische humanitaire crisis die de oorlog aanricht. Internationale hulporganisaties zijn alleen maar bezig noodpleisters te plakken.

Jemen was eeuwenlang de enige producent van koffie – lees als u meer over koffie wilt weten het aardige The Philosophy of Coffee van Brian Williams dat zojuist door de British Library is uitgegeven. Maar de lucratieve drug qat nam het over en de oorlog helpt ook niet. Sheibani had een goed betaalde baan in Londen in gas en olie en familie in Jemen die door de oorlog ontheemd was geraakt. Hij zag mogelijkheden in de koffie, nam ontslag, maakte vorig jaar een rondreis langs koffieboeren, volgde een spoedcursus koffiezaken en ging met eigen geld aan de slag. „Een gok en een krankzinnige inspanning”, zegt hij zelf. Hij betrekt nu koffie van honderden boeren, volgend jaar 3.000, die hij nauwlettend in de gaten houdt, van advies voorziet en goed betaalt. „Beter dan liefdadigheid, het is het verschil tussen afhankelijkheid en onafhankelijkheid.” En er zijn nog een paar voordelen: de koffieteelt verdringt qat en biedt vrouwen werk, en mannen die anders bij milities dienst nemen om hun familie te onderhouden. De export is een avontuur op zich, bijvoorbeeld door de lucht naar Jordanië waar de douane paraat staat om onder dreiging van vernietiging van de partij dollars af te persen.

Tot zover het goede nieuws. Sheibani had gedacht vier koffieboeren uit Jemen mee te nemen naar de koffiebeurs om zelf hun verhaal te doen, en zodoende hen en hun omgeving verder te motiveren. „Iedereen zou thuis over hen praten, over de boeren die naar Nederland gingen.”

Ze reisden maanden van tevoren met de bus over de weg van Sana’a naar Aden, „20 uur, een verschrikkelijke tocht langs wegversperringen van milities, waarbij we elke keer uit de bus werden gehaald en ondervraagd”, en per vliegtuig naar Jordanië waar bij de Nederlandse ambassade de visa moesten worden aangevraagd. Hij betaalde duizenden dollars borg, de boeren hadden alle benodigde officiële papieren, maar de visa werden tot tweemaal toe zonder meer afgewezen.

Waarom? Jemen is toch een officieel ‘partnerland’ van Nederland, een van de landen die speciaal worden geholpen hun armoedeproblemen op te lossen? Nou, het is natuurlijk duidelijk dat de regering bang is voor het migratiespook. Maar wat een jammerlijke kortzichtigheid.

De boeren zijn nog steeds in Amman; Sheibani wil nu proberen hen naar Azië te krijgen. „Ik kan hen niet met lege handen terugsturen; dat zou een ramp zijn, voor hen, maar evenzeer voor de koffie-industrie.”

Carolien Roelants is Midden-Oostenexpert en scheidt op deze plaats elke week de feiten van de hypes.