Opinie

Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

De vrouw, niet de baarmoeder

Moederschap is al tijden een vitaal literair thema, juist voor schrijfsters, betoogt . Die geschiedenis lijkt helemaal aan de CPNB voorbijgegaan.
Simone de Beauvoir. Parijs, 1947.
Simone de Beauvoir. Parijs, 1947. Foto Henri Cartier Bresson/Magnum/HH

‘Wat is een vrouw?” vraagt Simone de Beauvoir zich op de eerste bladzijde van De tweede sekse af, om daar meteen het antwoord van sommige kenners bij te geven: „één en al baarmoeder”. Beauvoir heeft er nog meer dan achthonderd dichtbedrukte pagina’s voor nodig om het vastliggende beeld van de vrouw als minnares, echtgenote, huisvrouw en moeder te ontmantelen. Vooral het moederschap moest het ontgelden. Dat wordt dan wel als de ‘natuurlijke’ bestemming van de vrouw gezien, maar „verstrikt in de netten van de natuur is zij een plant en dier, een reservoir van colloïden, een broedstoof, een ei”. Voor Beauvoir was het moederschap een hindernis om een vrij individu te worden; haar oplossing – geen kinderen krijgen – was die van veel vrouwen met een drang tot onafhankelijkheid, tot diep in de tweede feministische golf aan toe.

Je hoeft Beauvoir niet te hebben gelezen om te begrijpen dat het gelijkstellen van de moeder en de vrouw belegen is. Geen wonder dus dat er meteen ophef was toen de CPNB bekendmaakte dat het thema van de Boekenweek 2019 ‘De moeder de vrouw’ wordt en dat het essay geschreven zal worden door Murat Isik. Het stond al vast dat Jan Siebelink het geschenk voor zijn rekening neemt. Reflexmatig, zo leek het, was voor twee mannen gekozen, terwijl de cijfers van de CPNB al zo beroerd zijn als het om boekenweekuitgaven en de verdeling tussen de seksen gaat. Een boycot!, vond de een. Een alternatieve, vrouwelijke Boekenweek, bepleitten anderen. Maandag stond in NRC een uitbundig gesteunde oproep aan de CPNB om een extra bundel samen te stellen met werk van vrouwen over moeders en moederschap.

Feministische bemoeienis

Mooi natuurlijk dat de heren en dames („Bij de CPNB werken veel vrouwen”, zegt de stichting in reactie op de kritiek) de literatuurgeschiedenis in ere willen houden en de vlag van de Boekenweek aan Martinus Nijhoff ontlenen. Maar hij schreef zijn gedicht ‘De moeder de vrouw’ in 1934 en sindsdien is er nogal wat feministische bemoeienis met het moederschap geweest. Denk aan het baanbrekende Of Woman Born uit 1976, waarin de feministische dichteres Adrienne Rich niet alleen haar eigen ervaringen als moeder heeft verwerkt, maar moederschap ook als institutie ontrafelt. Met institutie doelde ze op de opgelegde identiteit van vrouwen als moeders en de politieke bemoeienis ermee.

Lees ook: Mogen vrouwen ook iets zeggen als het over vrouwen gaat?
De open brief in NRC (18/6) aan de CPNB, ondertekend door bijna 300 schrijvers en anderen uit het boekenvak

Zie de foto uit het begin van Trumps presidentschap waarop een groep mannen in het Oval Office plechtig toekijkt hoe hij een wet ondertekent die organisaties verbiedt om overheidsgeld in te zetten voor geboortebeperking en abortus en je begrijpt dat die institutie nog lang geen verleden tijd is.

Maar het belangrijkste is misschien nog wel dat de CPNB er met dat duffe ‘De moeder de vrouw’ en de keuze voor twee mannen aan voorbij lijkt te gaan dat moederschap alweer tijden een vitaal literair thema is, juist voor schrijfsters. De Franse schrijfster Colette voerde haar zwangerschap in 1948 nog op als een groot en lang feest, als iets wat je blijmoedig droeg. „Toen het kind te kennen gaf dat het eraan kwam, deed ik de dop op mijn vulpen”, noteerde ze, en daarna kon de dop er weer snel af en ging het onbekommerde leven gewoon door.

Hedendaagse schrijfsters laten juist de ambivalenties van het moederschap zien, het geluk en de wanhoop, en hoe akelig dicht die bij elkaar kunnen liggen. Ze eigenen zich het thema toe dat zo lang als nauwelijks literair werd gezien, of het moesten mannelijke odes aan of afrekeningen met de moeder zijn. Zoals Doris Lessing, Alice Munro en Renate Dorrestein, die met het taboe van ontaarde moeders braken, moeders die hun kinderen in de steek laten – wat Lessing ook in werkelijkheid deed. Of zoals Rachel Cusk en Anne Enright die uiterst literaire memoires over hun zwangerschap schreven, een ‘limbo state’, een ‘non-place’, waarin je je als een klok voelt die niet kan worden opgejaagd en onverbiddelijk zijn eigen tijd volgt.

Verbinding en vervreemding

In recente romans van jonge schrijfsters als Valeria Luiselli, Marjolijn van Heemstra, Maggie Nelson en Jenny Offill gaat het direct en indirect over moederschap. Ze gaan over intense verbinding en vervreemding, over zelfverlies en de oude ambitie die ook nog gloeit. Ze wilde een ‘kunstmonster’ – „iemand die volledig op haar schrijven gericht was” – worden, schrijft Offil in Dept. of Speculation, maar vrouwen worden zelden kunstmonsters, „want kunstmonsters houden zich enkel bezig met kunst, nooit met alledaagse dingen. Nabokov klapte niet eens zijn eigen paraplu in. Vera likte zijn postzegels voor hem.”

Wat een misser dat de CPNB ook nu weer voor kunstmonsters heeft gekozen.