Direct naar artikelinhoud
Van Kapitaal BelangDaan Ballegeer

Maak bankiers aansprakelijk voor de ellende die ze veroorzaken

Op de voorgrond advocaten van Fortis, achterin Peter Paul de Vries, die in 2008 de belangen behartigde van ongeveer 40 duizend particuliere beleggers die geld waren verloren aan het debacle.

Periodieke crises in de bankensector lijken onvermijdelijk. Toch kunnen we de schade ervan beperken met minder complexiteit, beter toezicht en meer zelfcontrole bij bankpersoneel.

‘Wat moeten we toch met die banken?’, zuchtte een chef deze week op de redactievloer. Zijn moedeloosheid is begrijpelijk. Vijftien jaar geleden maakten we een grote financiële crisis door, en je zou denken dat daaruit lessen zijn geleerd om een herhaling te voorkomen. Hoezo zitten we dan op een paar weken tijd met drie omgevallen Amerikaanse banken, en één Zwitserse bank die in de armen is gedreven van zijn aartsrivaal?

‘Het is net alsof we geen financiële crisis hebben gehad, of dat alles alweer vergeten is’, klaagde de president van De Nederlandsche Bank Klaas Knot deze week. De crisis van 2008 had wel een andere oorzaak. Destijds vloeide het kwaad voort uit de kwaliteit van de beleggingen van banken (denk aan de beruchte rommelhypotheken), deze keer gaat het voornamelijk om hun liquiditeitspositie.

Over de auteur
Daan Ballegeer is economieverslaggever van de Volkskrant. Hij schrijft onder meer over financiële markten en centrale banken. In Van Kapitaal Belang duikt hij in boeiende en opmerkelijke economische gebeurtenissen.

Banken leveren een belangrijke maatschappelijke dienst. Spaarders willen snel toegang tot hun geld, terwijl bedrijven en hypotheeknemers juist voor langere tijd geld willen lenen. Banken maken het mogelijk dat ze allen aan hun trekken komen door kortlopende spaardeposito’s om te zetten in langlopende kredieten. Anders gezegd maken ze zichzelf illiquide om de economie liquide te maken.

Per definitie fragiel

Het bedrijfsmodel van banken is daardoor per definitie fragiel. Ze zullen nooit genoeg in kas hebben om alle rekeninghouders tegelijk hun geld terug te geven als die in paniek raken. Om die fragiliteit te beperken, moeten banken daarom stevige buffers hebben, en moet de toezichthouder controleren of ze zich aan de regels houden.

Het is logisch dat banken geneigd zijn om een onsje meer risico te nemen waar mogelijk, omdat de potentiële winsten voor aandeelhouders veel groter zijn dan hun potentieel verlies. Simpel gezegd stoppen aandeelhouders 10 euro van hun eigen geld in een pot met 90 euro van de spaarders.

Als ze die 100 euro inzetten op een gok die goed uitpakt (zoals heel risicovolle leningen), dan heeft de bank 200 euro, waarvan 110 euro van de aandeelhouders is. Maar als de bank een verlies maakt van 50 euro, zijn de aandeelhouders niet alleen hun eigen 10 euro kwijt, maar ook 40 euro van het spaargeld van hun klanten.

Overheid wil risico beperken

Voor de aandeelhouders is het nemen van risico’s dan wel aantrekkelijk, maar de overheid wil dat juist minimaliseren. Voor haar is er geen winstmogelijkheid, enkel een van verlies. De klanten van de bank krijgen hun tegoeden ofwel terug van de bank, ofwel van de overheid. Vandaar dat regelgeving en toezicht de risicomogelijkheden van banken aan banden moeten leggen.

Dat lukt niet altijd, anders zouden we niet om de zoveel tijd een bankencrisis hebben. Zoals de de Amerikaanse econoom Hyman Minsky ooit opmerkte, creëert elke stabiele periode van welvaart na verloop van tijd financiële instabiliteit. Er duiken nieuwe manieren op om risico’s te nemen, waar nog geen of onvoldoende regels voor bestaan. En dan gaat het op een bepaald moment mis.

De geschiedenis van financiële regulering is daarom een geschiedenis van crisismanagement. Toch valt niet te ontsnappen aan de constatering dat de crises elkaar nu ongemakkelijk snel opvolgen. Na de Tweede Wereldoorlog waren er decennialang weinig problemen met de toen nog streng gereguleerde financiële sector. Bankiers spraken lachend over de ‘3-6-3'-regel: geef 3 procent op spaartegoeden, leen dat geld uit tegen 6 procent, en om 3 uur ’s middags sta je op de golfbaan.

Golf aan deregulering

In de decennia daarna was er een golf aan deregulering, die volgens de voorstanders daarvan nuttige financiële innovatie met zich meebracht. Daar had Paul Volcker moeite mee. In 2010 daagde de legendarische Amerikaanse centrale bankier een publiek van bankiers uit om ‘één flard neutraal bewijs’ te vinden dat financiële innovatie tot economische groei had geleid. Zelf kon hij maar één nuttige bankinnovatie bedenken uit de voorgaande decennia: de geldautomaat.

Er komt straks vast weer extra bankenregulering, maar een volgende financiële crisis is onvermijdelijk. Risico’s verschuiven bijvoorbeeld steeds meer naar zogenoemde schaduwbanken (zeg maar kredietverstrekking buiten de banken om). Denk aan hedgefondsen, private equity en allerlei beleggingsfondsen. Daarbij zouden enkel beleggers het risico lopen om hun geld te verliezen, maar dat negeert systeemeffecten die de wereldeconomie kunnen schaden.

Maar goed, wat moeten we toch met die banken, zoals de chef verzuchtte. Daar had Andrew Lo enkele jaren geleden een uitstekende suggestie voor. De hoogleraar economie aan MIT stelde voor om het risicobewustzijn bij banken te verbeteren door alle werknemers die meer dan 1 miljoen dollar verdienen hoofdelijk aansprakelijk te maken voor alle rechtszaken tegen de bank. ‘Daardoor zal er meer intern toezicht zijn op wat de bank allemaal doet, wat de kans op wangedrag verlaagt.’ Het overwegen waard, zou ik denken.