Direct naar artikelinhoud
Interview

NOS-correspondent Kysia Hekster: ‘Ik hoop dat mensen zeggen: de NOS, daar heb ik veel aan gehad tijdens de coronacrisis’

Voor de Oranjes heeft Kysia Hekster een advies: wie wil verbinden, moet daar tijd in steken.Beeld Manon van der Zwaal

Kysia Hekster (49) heeft sinds kort Brussel als standplaats. Een gesprek over werken in Rusland, de koninklijke familie, de agressie tegen verslaggevers en een weekendhuwelijk.

Toen ze in 2008 de functie van plaatsvervangend chef-buitenland bij het NOS Journaal inruilde voor het correspondentschap in Moskou, kreeg Kysia Hekster bij de koffieautomaat behoorlijk wat meewarige blikken. “Zo van: met wie heb jij zo’n ruzie dat jij naar Rusland moet? Iedereen wil altijd naar Amerika, ik vond Moskou juist een geweldige plek.”

Vier jaar later was het onbegrip er niet minder om toen ze Rusland verliet om verslaggever bij het Journaal te worden met als specialisatie het Koninklijk Huis. “Toen vroeg mijn omgeving zich af: wat kun je daar nou mee. Maar weet je wat het is: ik zie op elk terrein mooie verhalen liggen.”

Hekster likt het lepeltje van haar cappuccino af in een restaurant in het Brusselse Egmontpark. Over het buitenlandwerk zegt ze: “Ik hou van het internationale nieuws, van wereldpolitiek. En ik hou er nog meer van die verhalen te vertalen naar iets dat iedereen kan herkennen. Zo zat ik laatst in Litouwen. Het abstracte verhaal is daar: Wit-Rusland of Belarus probeert Europa dwars te zitten door migranten de grens met EU-lidstaat Litouwen te laten passeren. We liepen daar door een opvangkamp en tot mijn verbazing kwam ik een Nederlandssprekende Irakees tegen. Hij had al eens in Friesland gewoond toen hij in Nederland asiel had aangevraagd. Met zijn concrete verhaal probeer ik het abstracte nieuws tastbaar te maken. Goed, hij leeft niet zoals jij en ik, maar hopelijk kunnen kijkers zich dan wel beter met een persoon uit zo’n groot verhaal identificeren.”

Wat trok u in het volgen van de koninklijke familie?

“Die familie is een instituut. Ik ben minder van de afdeling hoeden en jurken, maar ik vind het boeiend dat iedereen iets van de familie vindt en veel mensen er ook echt iets aan hebben. Dat zag ik op Koningsdag en Prinsjesdag. Ik probeerde altijd wel een stap terug te zetten: wat gebeurt hier nu eigenlijk? Wat zien we hier? En daarbij, als binnenlandverslaggever was ik maar zo’n tien procent van mijn tijd met de koninklijke familie bezig. Zeker het laatste jaar ging het natuurlijk vrijwel non-stop over corona.”

“Iedereen moest thuiswerken, maar ik ben nog nooit zo veel op pad geweest als in 2020. Dat werk was heel wezenlijk, maar er waren ook momenten dat ik het eng vond. Dan stond ik voor het Erasmus MC in Rotterdam en wilde ik de kijkers natuurlijk geen paniek aanpraten over bijvoorbeeld de ic-capaciteit. Tegelijkertijd moest ik schetsen hoe ernstig de situatie was en welke dilemma’s zich mogelijk zouden voordoen.”

Midden in de coronacrisis besloot de NOS-hoofdredactie de logo’s van de satellietwagens te verwijderen vanwege intimiderende situaties. Zijn er momenten geweest dat u zich onveilig voelde?

“Onveilig is een groot woord, maar er zijn wel vervelende situaties geweest. Mensen die de microfoon wegslaan, beginnen te duwen, aan de camera willen zitten. Daar kan ik me op zich goed voor afsluiten, het is niet zo dat ik daarna van streek ben. Wij gingen al jaren met beveiligers op stap naar voetbalwedstrijden en antizwartepietdemonstraties. Nu waren er zoveel momenten dat we beveiliging meekregen dat ik dacht: drie keer per week op pad met een beveiliger, wat is dit voor land?”

Had u in Rusland beveiliging als u op pad ging?

“Nooit. Ik heb daar echt gevaarlijke dingen gedaan. We reisden naar Tsjetsjenië, naar Dagestan, we versloegen een revolutie in Kirgizië waar op dat moment geen bevoegd gezag was. Daar hebben we ook weleens een kalasjnikov op ons gericht gehad. Of dronken, onberekenbare mensen om ons heen. Maar dat is anders, het hoort daar toch een beetje bij de baan. Tijdens een coronaprotest op het Malieveld verwacht je geen intimidatie. Ik vind het heel heftig dat de NOS moest besluiten de logo’s van de wagens te halen.”

Vond u het besluit wel terecht?

“Nou ja, terecht… Het voelde voor ons als verslaggevers alsof we zwichtten voor terreur. Alleen: vooral de technici die op die wagens werken hebben er last van. Zij worden afgesneden op de snelweg, zij maken mee dat groepen die busjes om proberen te gooien, dat ze 112 moeten bellen. Wij willen die mensen natuurlijk niet in gevaar brengen. Maar het is wel een nederlaag. Het heeft internationaal ook veel reacties opgeroepen, dat er in Nederland blijkbaar iets uitzonderlijks aan de hand is. Dat fake news een algemeen geaccepteerd begrip is geworden, net als het idee dat wij als NOS een staatsomroep zouden zijn. Daar moeten we ons met hand en tand tegen blijven verzetten. Daarom hoop ik dat die logo’s weer terugkeren en dat mensen zeggen: de NOS, daar heb ik veel aan gehad tijdens de coronacrisis. Misschien heel naïef van me, maar hopen mag natuurlijk altijd.”

Waarom stapt u over nu het zo boeiend is de Oranjes te volgen? Ze beleven een dip in populariteit, prinses Amalia wordt in december achttien en daarmee troongerechtigd.

“Ik heb het best een tijd gedaan, het was mooi geweest. Overigens denk ik wel dat Amalia’s achttiende verjaardag het Koninklijk Huis de kans biedt wat aan die populariteit te doen. Ze kunnen haar wat meer naar voren schuiven, om op die manier aansluiting te vinden bij een jongere generatie. Hun populariteit onder jongeren is natuurlijk problematisch. Willem-Alexander zet zichzelf graag neer als een verbindende vorst. Nou, er valt best wat te verbinden in Nederland. Ik denk dat er voor hem genoeg te doen is, op dit moment. Neem de protesten in Harskamp rond de opvang van Afghaanse vluchtelingen. Je zou verwachten dat die familie daarin een rol zou spelen. Maar ja, ze zaten nog in Griekenland, bezig met de zesde week van hun zomervakantie.”

Kijkt u na de afgelopen acht jaar anders naar de koninklijke familie?

“Dat niet. Ik ben me vooral blijven verbazen over wat er allemaal gebeurt als Willem-Alexander of Máxima ergens op bezoek komt. Hoe mensen zich gedragen. Iedereen is gespannen, zodra ze ergens binnenstappen valt iedereen stil, als ze een grapje maken wordt er overdreven gelachen, ook als het grapje helemaal niet leuk is. Waarom willen mensen zo graag in het gevlij komen bij die familie? Dat is iets wat ver van mij afstaat.”

U wordt later dit jaar vijftig. Is dat belangrijk voor u?

“Helemaal niet. Ik denk dat ik het niet eens vier. Toen ik veertig werd, woonden we in Moskou en had mijn man een surpriseparty georganiseerd toen we even over waren in Nederland. Ik stapte een huis binnen en daar stonden opeens al mijn vrienden. Dat was geweldig. Maar verder zegt leeftijd mij niet veel, echt niet. Ook niet toen ik dertig werd. Alleen achttien vond ik een belangrijke leeftijd, omdat ik vanaf dat moment mocht stemmen. Ik voelde me toen al maatschappelijk betrokken. Als student was ik voorzitter van de LSVB, de studentenvakbond. Ik studeerde maatschappijgeschiedenis en wilde de journalistiek in om verhalen te vertellen. Na mijn studie kon ik bij de IKON terecht en zo ben ik bij de NOS binnengekomen. Volgens mij zit ik dit jaar 25 jaar in de journalistiek, de helft van mijn leven.”

U woont nu in Brussel, uw man is in Nederland gebleven. Hoe is het om een weekendhuwelijk te hebben?

“Ik dacht al dat deze vraag zou komen en heb me voorgenomen dan tegen je te zeggen: zou je dit ook aan een man vragen?”

Waarom wil u dat weten?

“Omdat ik het gevoel heb dat sommige vragen wel aan vrouwen worden gesteld en niet aan mannen. En dit is daar een mooi voorbeeld van. Persoonlijke vragen kunnen functioneel zijn, maar vaak doen ze er niet toe. Hiervan denk ik: gaat het iemand iets aan? Ik denk dat het geen functie heeft, waarom krijg ik deze vraag? Toch niet omdat ik een vrouw ben?”

Aan een man zou ik het ook vragen. Omdat uw relatie afwijkt van het gangbare patroon.

“Ah, zo. Goed, wat ik erover wil zeggen, is dit: mijn werk was ook in Nederland onregelmatig, we zaten toch al niet elke avond naast elkaar op de bank. Brussel is slechts twee uurtjes rijden hè, we zijn zo bij elkaar. Maar eigenlijk vind ik dat ik nu al een veel te persoonlijk antwoord geef.”