De draai van de Batavia
Lelystad
Elke twee jaar moet de Batavia – het nagebouwde retourschip van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) gedraaid worden, maar nu lag het schip al op dezelfde positie sinds 2014. In dat jaar was het schip nog het IJsselmeer op geweest, voor de opnames van een film over Michiel de Ruyter. In april vorig jaar zou het imposante schip door twee sleepboten gedraaid worden – maar die poging mislukte: de Batavia lag vast in het slib.
Inmiddels is de haven uitgebaggerd. Dus als de slepers Cornelis uit Urk en Vlieter uit Makkum de schroeven laten draaien, en het water schuimend onder de achterstevens vandaan spuit, komt het gevaarte redelijk vlot van zijn plaats. Toch vergt het omdraaien meer dan gedacht: de Batavia wordt tegen de middag in zijn nieuwe positie eerst aan de Markermeer-kant van de steiger gelegd. Daarna maken de beide sleepboten zich vast aan elkaar en aan een meerpaal, en laten een uur lang hun schroeven stevig draaien. Zo maken ze een soort rivierstroming in het water, die nog meer slib moet laten wegdrijven. Het zou niet voor niets blijken.
Aan de kant, leunend over het stuur van zijn fiets, staat Henk Zonderop. Zijn accent verraadt Zuid-Holland, maar dan kun je nog best een ‘ouwe’ Lelystedeling zijn. En dat blijkt. ‘Ik kom uit Leiden’, zegt Zonderop. ‘Ik ben hier in 1979 heen gekomen. Mijn baas vroeg me of ik mee wilde, een nieuwe Peugeotgarage opstarten. Maar toen ik hier kwam was er niets. Ik heb eerst jaren van hieruit in Amsterdam gewerkt.’
Zonderop zwaait met zijn arm naar de landkant, waar op de werf een nieuw scheepsbouwproject gestalte begint te krijgen. ‘In 1986 was ik hier ook. Toen lag hier de kiel van de Batavia. Wij hebben met ons bedrijf nog een deel van de boegspriet gesponsord.’
Zonderop veranderde nog een paar keer van baan, maar bleef in Lelystad hangen. Met de Batavia heeft hij een band. Altijd als er wat is, komt hij kijken. ‘Vorig jaar ook, toen het mislukte. Er lag te veel slib.’
Hij wijst naar de verweerde rechterflank van het schip, die nu vanaf de wal weer te zien is. Over een lengte van drie geschutspoorten is het verfwerk bijna helemaal afgebladderd. ‘Zie je wat het weer doet met verfwerk? Dat zal nog heel wat onderhoud vergen.’
Natuurlijk helpen de sleepboten. En natuurlijk gaat de communicatie aan boord en met de wal een stuk handiger dankzij mobiele telefoons. Maar het aanmeren gaat nog klassiek: een medewerker gooit een gewichtje naar de kant, dat aan een touw is vastgemaakt. Het andere einde van dat touw is om de tros geknoopt. Degene aan de wal die het gewichtje vangt, trekt het touw aan, en zo trekt hij de tros aan land.
Bij de achtertros blijkt dat nog eendkunststukje. Je kunt immers niet vanuit het lage trosgat een gewicht met een touw eraan naar de wal werpen. Dat moet van grotere hoogte. Daarom klimt een man langs de buitenkant van de spiegel, hoog boven het trosgat, met een touw. Hij kan het trosgat vanaf zijn positie niet zien, en moet dus gokken dat hij het touw zo zwaait, dat de man beneden, die zijn arm uit het trosgat steekt, het kan vangen. Na wat vergeefse pogingen lukt dat. Als binnen het touw aan de tros is vastgemaakt, gooit de man boven het touw met het gewicht naar de wal. Even later komt de dikke tros uit de buik van de Batavia tevoorschijn.
gekwetter
Nog altijd zijn de sleepboten in de weer om de Batavia dichter naar de wal te krijgen. Dat valt niet mee. Het uur dat ze genomen hebben om ‘stroming te maken’ heeft kennelijk niet genoeg slib weg doen stromen. Maar een laatste duw tegen de flank van de Batavia, in een werveling van grauwgrijs water, doet voldoende.
Als de Batavia tot rust komt, is er ineens gekwetter te horen. Even later is het een drukte van belang rondom het schip. De zwaluwen, die hun nesten aan boord hadden verlaten vanwege al dat gedoe, keren terug naar huis. <