Direct naar artikelinhoud
Zes vragenAsielzoekers

Het is simpel, zegt het CPB: geef een asielzoeker een huis daar waar werk is

Asielzoekers van de groep We Are Here demonstreren om solidariteit te vragen voor de situatie van de vluchtelingen die meerdere woningen kraakten van woningcorporatie Ymere aan de Rudolf Dieselstraat.Beeld ANP

Asielzoekers hebben meer kans op een baan als bij de toewijzing van een huis rekening wordt gehouden met hun persoonlijke achtergrond. Dat blijkt uit onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) dat woensdag is verschenen. Waarom gebeurt dat nog niet?

Wat staat er in het CPB-rapport?

Het CPB deed onderzoek naar de vluchtelingen die tussen 1995 en 1999 een huis in ­Nederland kregen. Daaruit blijkt dat statushouders die in het midden van het land terechtkwamen tien jaar later veel vaker een baan hadden dan asielzoekers die in Zuid-Limburg werden gehuisvest. De kans op een baan in Midden-Holland was 55,3 procent, tegen 41,2 procent in Zuid-Limburg. Regionale werkloosheid, maar ook leeftijd, geslacht en herkomstland van de vluchteling spelen daarbij een rol. Het CPB pleit er dan ook voor om bij huisvesting van nieuwkomers meer rekening te houden met hun baankansen.

Gebeurt dat nu niet? 

Het beleid is gericht op een ‘eerlijke verdeling’: hoe groter een ­gemeente, hoe meer vluchtelingen ze moet opvangen. Sinds 2016 voert het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) daarnaast screeningsgesprekken met statushouders. Daarbij wordt gekeken naar het genoten onderwijs en studie, diploma’s, arbeidsverleden en toekomstdoelen. Mede op basis daarvan wordt een regio voor huisvesting geselecteerd.

Godfried Engbersen, hoogleraar ­sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en lid van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) pleit ervoor de huidige verdeelsleutel deels los te laten, om statushouders te kunnen plaatsen in gemeenten waar de kans op werk het grootst is. ‘Bij grote aantallen zul je moeten spreiden, maar bij de geringe aantallen die we nu zien, zal het plaatsen in gemeenten waar werk is niet tot spanningen leiden.’

Geef eens een voorbeeld?

Uit het CPB-onderzoek blijkt dat asielzoekers uit ex-Joegoslavië en de voormalige Sovjet-republieken meer kans op een baan hadden in Amsterdam, Rotterdam en Limburg dan vluchtelingen uit andere landen. Dit komt doordat ze doorgaans hoger opgeleid zijn, de culturele barrière kleiner is en er in die regio’s ‘etnische netwerken’ bestaan van personen met dezelfde achtergrond.

Er wordt ook gesproken over het gebruiken van big data?

In Amerika en Zwitserland is succesvol geëxperimenteerd met het inzetten van algoritmes. Die methode kijkt waar statushouders met dezelfde achtergrond het in het verleden goed hebben gedaan. ‘Daar probeer je dan nieuwkomers te huisvesten’, aldus CPB-onderzoeker Wouter Vermeulen. Toepassing van het algoritme op de Nederlandse cijfers wees uit dat de kans op een baan daardoor fors stijgt: van 48,6 procent naar 59,3 procent. ‘Dat onderstreept dat er veel te winnen is met deze aanpak.’

Wat is er nog meer nodig om statushouders aan werk te helpen?

‘Maatwerk’, zegt een woordvoerder van Vluchtelingenwerk . Zoals bij de tegelzetter uit Syrië die na een omscholingscursus van twee weken aan de slag kon bij een bouwbedrijf. ‘Maar er zijn ook hoogopgeleide personen wiens diploma niet geaccrediteerd wordt in Nederland. Dan duurt het langer voor zo iemand aan de slag kan.’  Ook zou het volgens hem helpen als vluchtelingen een huis krijgen in de regio waar hun asielzoekerscentrum is gevestigd. Dan kunnen ze in die gemeente vast beginnen met een inburgeringcursus, vrijwilligerswerk en het opbouwen van een netwerk. Bij een verhuizing gaat dat verloren.

En waarom is een baan ook alweer zo belangrijk?

Hoogleraar Engbersen: ‘Nieuw­komers leren collega’s kennen, ­Nederlands spreken, krijgen meer ­eigenwaarde en verdienen geld. Arbeid is de koninklijke weg om te integreren.’