Direct naar artikelinhoud
Opinie

'Hoog tijd voor afscheid van het marktdenken bij filmfestivals'

Door het toegenomen marktdenken zetten filmfestivals hun geloofwaardigheid op het spel en raken ze achter op de tijdgeest, signaleert filmjournalist Karin Wolfs.

IFFR joeg in 2017 en dit jaar met een bioscooptrein op extra bezoekers.Beeld Marco de Swart

Bezoek de website van het Netwerk Scenarioschrijvers en maak kennis met een vrouw van 13 miljoen, een man van 67 miljoen en eentje van maar liefst 223 miljoen, naar de geldbedragen die de op hun scenario's gebaseerde films in het laatje brachten.

Een iets te serieus bedoelde knipoog naar serie uit de jaren zeventig over de bionische Man van zes miljoen. Die haalde rennend snelheden van tegen de 100 km per uur sinds hij na een bijna fataal ongeluk werd vertimmerd tot 'beter, sterker, sneller'.

Sinds de historisch zware kortingen van Rutte-I op de cultuurbegroting en de uitholling van artistieke kwaliteit als wettelijk criterium voor overheidssteun met aanvullende, markteconomische eisen als publieksbereik en ondernemerschap, is de Nederlandse filmwereld geobsedeerd geraakt door het bewijzen van zijn economische waarde.

Die uit zich in de jacht van makers, instellingen en festivals op bezoekcijfers, die elk jaar amechtig stijgen - in lijn met de marktgedachte die eindeloze economische groei als noodzaak presenteert.

Onwerkbare expansiedruk
Hoe ver de expansiedruk van de 'vrije' markt gaat, bleek toen begin dit jaar aan het licht kwam hoe twee overheidsfinanciers - het Nederlands Filmfonds en de gemeente Utrecht, samen goed voor een derde van het budget - een paleisrevolutie ontketenden bij het Holland Animation Film Festival (HAFF).

Dat moest meer publiek trekken en meer inkomsten werven uit samenwerkingsverbanden met 'derde partijen'.

De aanstelling van een zakelijk directeur naast de zittende medeoprichter/directeur leidde achtereenvolgens tot een onwerkbare situatie, het opstappen van het voltallige HAFF-bestuur en het vertrek van de oorspronkelijke directeur, waarna festivaleditie 2018 te elfder ure werd afgelast.

Door dergelijke commodificatie (alles tot koopwaar reduceren) worden filminstellingen in een ongemakkelijke, hypocriete spagaat gebracht. Enerzijds pretenderen zij mensen aan te zetten tot kritische beschouwing van beelden, maar tegelijkertijd bieden ze een podium aan events, marketing en reclame die de blik juist sturen in een door commerciële belangen geforceerde richting.

Zie de feestelijke opening van documentairefestival Idfa, met een film (Stranger in Paradise) 'die ons een spiegel wil voorhouden' over hoe onmenselijk Europa met migranten omgaat, opgediend in de luxueuze hoofdstedelijke vermaaktempel Carré, ingebed tussen bubbels en oesters.

Of het 'exclusieve' Eye Filmbal, waar de feestgangers zich in het belangrijkste beeldinstituut konden laten fotograferen op een levensgroot rood paard, verkleed met bontmutsen en rode vlaggen, zonder dat er stil leek te zijn gestaan bij de met die symbolen verbonden communistische ideologie en de mensenlevens die daar in de recente geschiedenis aan werden geofferd.

Of het Nederlands Film Festival, dat diversiteit prominent op de agenda zet, terwijl het - met het oog op de belangen van zijn hoofdsponsor - de editie 2016 opent met de Nederthriller De Held waarin twee kickboksende cliché-­Marokkanen de gelaagde witte personages overvallen.

Achter op de tijdgeest
Nu de kritiek op marktdenken groeit, wringt des te meer dat filmmakers en bijbehorende ideële, nota bene non-profit film­instellingen, zich onvermoeibaar in markttermen blijven uitdrukken.

Karin Wolfs is filmjournalist voor onder andere VPRO Cinema.Beeld -

Hoe dat nieuwe (film)vormen aanneemt illustreert het International Film Festival Rotterdam (IFFR) dat zijn website leent voor een autocommercial getiteld Festival Ride: een 'coproductie' van 'partner' en festival.

De festivaldirecteur treedt daarin op als instrument voor citybranding en autoverkoop. Instellingen die hierin meegaan verkopen niet alleen hun ziel; ze zetten hun geloofwaardigheid op het spel en raken achter op de tijdsgeest.

Want zijn dat bedrijfsleven en die sponsors wel zo 'onmisbaar' en 'essentieel' als de jaarverslagen beweren? Is groei de enige weg voorwaarts?

Zijn een filmfestival en koffieverkoper 'een gouden combinatie' wanneer een reclame-uiting in de vorm van portretten van Nederlandse acteurs, geschilderd met de koffie van de sponsor, in het jaarverslag tot 'kunst' wordt verheven?

Wanneer een speciaal ontworpen bierflesje aanleiding is om IFFR en biersponsor als 'beide creatieve, innovatieve merken' gelijk te stellen? Wanneer filminstellingen 'vriendschap' en 'exposure' verkopen?

In plaats van een onafhankelijk platform voor de subversieve stem die de gevestigde orde ter discussie stelt, verworden ze tot spreekbuis van dat establishment. Ze worden zo misschien wel de grootste, maar ook de leegste.

Dit is een beknopte versie van een essay dat deze week in Het Filmjaarboek 2018/2018 verscheen.

Door alles tot koopwaar te reduceren, worden filminstellingen in een hypocriete spagaat gebracht