Direct naar artikelinhoud

Britse vissers kunnen straks meer vis vangen, maar zijn bij een harde Brexit toch slechter af

De Britse vissers worden geen steek wijzer van het vertrek van hun land uit de Europese Unie als de verwijdering tussen Londen en Brussel eindigt in een vechtscheiding. De extra baten die de sluiting van de Britse wateren voor EU-vissers opleveren vallen in het niet bij de meerkosten van een duurdere export, stellen onderzoekers van Wageningen University & Research.

Vissersschepen in de haven bij ScheveningenBeeld ANP

Bij een harde Brexit neemt de omzet van de Britse vissector na 2025 jaarlijks met 342 miljoen euro toe: ze kunnen meer vangen. Die winst gaat volledig verloren door de 390 miljoen euro die de Britten kwijt zullen zijn aan kosten (importtarieven en andere handelskosten) die met de uitvoer van vis en visproducten naar de EU gepaard gaan.

De Britse consument zal na de Brexit minder kwijt zijn voor zijn fish & chips, omdat de vis voor hem goedkoper wordt. Maar dat betekent een lagere omzet voor de vissers en de Britse visverwerkende industrie. In de rest van Europa gaat de consument bij een ‘visserijoorlog’ meer voor zijn haring en makreel betalen. Voor Nederland komt dat neer op een stijging van 3,3 procent. Voor de Ieren wordt de vis pas echt duur: de prijzen gaan daar met 9,4 procent omhoog.

Andere visgronden aanspreken 

Dat de Nederlandse vissers zwaar worden getroffen door het vertrek van de Britten uit de EU, was al bekend. De Nederlandse vloot haalt 48 procent van zijn vis uit Britse wateren. Die halvering heeft in de jaren na het afronden van een eventuele vechtscheiding niettemin een beperktere impact op de Nederlandse visserij dan sommige geluiden uit Scheveningen en Urk doen geloven.

De Wageningse onderzoekers gaan ervan uit dat de Nederlandse schepen andere visgronden zullen aanspreken. Aangezien die verder af liggen van de visafslagen in Nederland, zullen de vissers met hogere brandstof- en personeelskosten kampen. Zwaarder getroffen worden de viswerkende bedrijven, die door de Britse exit bijna 13 procent van hun omzet moeten missen en niet zomaar een alternatief hebben.

Maar als geheel zal de Nederlandse visserij nog steeds groeien, al is dat tegen het jaar 2030 met slechts 3 procent in plaats van 6 procent als de Britten lid waren gebleven van de Europese Unie. De gevolgen voor België zijn groter: dat krijgt te maken met een daling van de opbrengsten met 6 procent. Ierland kijkt aan tegen een daling van 5 procent, tegenover een groei van 1 procent als hun buren zouden afzien van hun vertrek.

De gevolgen voor de Europese Unie als geheel lijken mee te vallen. ‘Verwaarloosbaar’, menen de onderzoekers zelfs: de visproductie zou naar verwachting tegen 2030 toch al licht dalen, ‘met of zonder een Brexit’.

Symbolische betekenis 

Het blijven toch vooral de Britten die de meeste pijn gaan voelen. Europa is nu nog goed voor 75 procent van de Britse visexport; andersom bedraagt de export vanuit de EU naar het Verenigd Koninkrijk 7 procent (en 13 procent voor Nederland). De Britten zullen alternatieve afzetmarkten moeten vinden in vooral Azië en Afrika, en zullen meer uit Azië importeren.

De bijdrage van de sector aan de Britse economie is gering, maar ‘de bevrijding van de visserij’ heeft voor de voorstanders van een Brexit een grote symbolische betekenis. Vorig jaar dankte de Britse regering al een verdrag uit 1964 af dat vijf Europese landen (waaronder Nederland) toegang gaf tot de visgronden binnen de 12-mijlszone rond het Verenigd Koninkrijk. ‘We nemen het heft weer in eigen hand’, zei minister van Milieu Michael Gove bij die gelegenheid. Londen wilde in de aanloop naar de onderhandelingen over de voorwaarden van de scheiding met Europa zijn spierballen laten zien, zo werd in Brussel geconstateerd.

De Europese vissers halen evenwel maar 10 duizend ton vis uit de Britse 12-mijlszone, ter waarde van 19 miljoen euro, tegen 708 duizend ton door hun Britse collega’s (volgens cijfers uit 2015). Groter zal de impact voor Europese vissers zijn als de Britten ook hun 200-mijlszone op slot gooien.

De Wageningse cijfers ondergraven de positie van de politici en bestuurders die daar hartstochtelijk voor pleiten. Vorige maand meldde de Brits pers dat premier Theresa May niet zo hard van stapel wil lopen, om de besprekingen met Brussel niet te compliceren. Dit tot chagrijn van haar milieuminister. Voor Gove is de herovering van de Britse visgronden ook een persoonlijke kwestie: hij weet in 2016 de ‘ondergang’ van zijn vaders visverwerkingsbedrijf in Aberdeen aan het Europese visserijbeleid. Gove senior sprak dat later tegen.