Natuur: Slijtage
Spreeuwen kwinkeleren in een karakteristieke houding. Ze zitten keurig rechtop, de kop zo ver mogelijk omhoog, met trillende baardveren en fladderende vleugels. Dat vleugelgeklapper is belangrijk, daarmee zetten ze de toon van de muziek. Een spreeuw zonder vleugels is als een pijporgel zonder motor voor de blaasbalg. Vogels hebben namelijk in hun borst enkele luchtzakken, die als blaasbalgen werken. Door het samentrekken van de omliggende spieren maken ze de luchtzakken kleiner of juist groter en zodoende pompen ze lucht in of uit de longen.
Als een vogel gaat zingen, brengt hij eerst een grote luchtzak onder zijn sleutelbeen onder druk. Als deze luchtzak flink uitzet, worden de bronchiën afgesloten. Daarna wordt de lucht in de longen onder druk gebracht. Vervolgens opent de vogel een klepje in de wand van de luchtpijp, om lucht te laten ontsnappen. Dat heeft tot gevolg dat een membraan op de luchtzak gaat trillen en zo ontstaat de vogelzang. Begin deze week heb ik ruim een uur naar spreeuwen geluisterd – vanwege een treinstoring. Omreizen kon wel, maar ik koos natuurlijk voor de kwetterende spreeuwen die driftig zaten te oefenen voor het komende broedseizoen.
Spreeuwen hebben nu nog een prachtig verenpak. Tijdens de najaarsrui krijgen spreeuwen veel nieuwe veren met een witte top, zodat ze ’s winters fraaie, witbespikkelde jassen dragen. Volgens de kenners hebben de vrouwtjes meer spikkels dan de mannetjes, maar ik moet eerlijk bekennen dat ik een troep spreeuwen niet op grond van dit kenmerk in tweeën durf te splitsen.
Binnenkort raken de spreeuwen hun spikkels kwijt. Daar is geen nieuwe rui voor nodig, dat is gewoon een kwestie van slijtage. Punten en randen van veren gaan er het eerst aan. De witte stippels slinken zienderogen en in de lente zijn de vogels bijna egaal zwart. De spreeuwenjas heeft dan een metaalachtige glans met groene en bruine tinten, de mooie stippels zijn weg. Sommige vogelsoorten zorgen vlak voor het broedseizoen voor nieuwe verenpakken. Kokmeeuwen krijgen een chocoladebruine kap, maar er zijn meer vogels die hun grauwe, saaie winterkledij verruilen voor opvallende, kleurrijke tenues voor het zomerhalfjaar. Bij spreeuwen doet een afgedragen winterkloffie dienst als bruiloftskleed. ?
Spreeuwen hebben ’s winters donkere snavels en in het broedseizoen gele. Dat is eveneens een kwestie van slijtage.
We staan er niet zo vaak bij stil, maar snavels slijten, net als nagels. Een voedselzoekende spreeuw boort zijn gereedschap dagelijks honderden keren in de grond. Geen wonder dat het bovenlaagje langzaam afslijt.
De basis van een vogelsnavel is van bot, de rest is verhoornde huid, vergelijkbaar met schubben van reptielen en nagels van zoogdieren. Vanuit de huid groeit het hoorngedeelte voortdurend aan en normaal is de aangroei precies gelijk aan de slijtage.
Soms gaat er iets mis met de aanmaak van het hoornachtige materiaal. De snavel wordt dan te hard en slijt te weinig af. Normaliter is de spreeuwensnavel 24 millimeter lang, maar er zijn weleens dieren gevonden met snavels van 41 en 55 millimeter. Bij deze abnormale snavels waren de basis en de punt licht, maar het middenstuk was donker.
Als de snavel niet slijt, zie je een jaarring. Dat komt doordat de kleur van de spreeuwensnavel in de loop der seizoenen varieert, onder invloed van hormonen. In het vroege voorjaar wordt de basis van de ondersnavel bij een vrouwtje lichtroze, bij een mannetje blauwzwart. Zo’n detail ontgaat ons, maar de vogels zien dat natuurlijk wel.
Van een paar meter afstand kunnen we wel zien dat de snavels in de lente helemaal geel worden. Nu hebben veel spreeuwen nog een donkere snavelpunt. Het stuk van de snavel dat in de afgelopen winter is gevormd, slijt af en het nieuwste gedeelte heeft al de lichte tint die bij de lente hoort.
Van de herfst tot de lente vliegen kokmeeuwen rond met een ‘walkman’ op hun kop. Achter hun oog zit een grijze vlek. In deze tijd van het jaar worden die oorvlekken langzaamaan donkerder en groter, zodat de vogel een nekband krijgt. Die band breidt zich uit naar boven en naar onderen. Uiteindelijk draagt de meeuw een ‘chocoladebruine muts’. Aan dit opvallende hoofddeksel dankt hij zijn bijnaam ‘kapmeeuw’. Tijdens de najaarsrui raakt hij zijn kap kwijt en zet hij zijn ‘koptelefoon’ weer op.
Kortom, kokmeeuwen kennen een dubbele rui. Het zomerkleed verschilt sterk van het winterkleed. De eerste meeuwen hebben nu al een zomerkleed met een donkere kap, maar de meerderheid vliegt nog rond met een ‘walkman’. De ene vogel begint nu eenmaal wat vroeger te ruien dan de andere, vandaar dat je de verschillende outfits tegelijkertijd ziet vliegen.
Het loont de moeite om ook op de kleur van de poten te letten. Want zelfs de poten krijgen twee keer per jaar een andere kleur. De oranje wintertint zal langzaam veranderen in de helderrode kleur die bij de broedperiode hoort. Bovendien zijn er op dit moment nog een heleboel kokmeeuwen met donkere poten; dat zijn onvolwassen dieren waarvan de poten nog niet zijn uitgekleurd.
Veren verslijten. Vooral de veren die tijdens het vliegen veel wrijving ondervinden, hebben het fors te verduren. Toppen van staartveren en toppen van hand- en armpennen op de vleugels slijten het hardst.
Vogels krijgen geregeld nieuwe veren: ze ruien een, twee of zelfs drie keer per jaar. Tijdens de najaarsrui krijgt een huismus nieuwe veertjes in zijn hals en op zijn buik. Bij de mannetjes zijn veel van deze veren zwart met een grijze top. In de loop van de winter slijten de toppen eraf en dan krijgt het mannetje een prachtige zwarte bef.
Het vogelbroedseizoen start binnenkort. Je kunt op zonnige dagen al volop genieten van kwetterende spreeuwen, kwinkelerende merels en luidkeels zingende koolmezen.
Vandaar dat het project ‘Beleef de lente’ van Vogelbescherming Nederland afgelopen week van start ging. Voor het twaalfde jaar op rij kun je vanuit je huiskamer continu meekijken in de nestkasten van allerlei vogels. Vlak na Valentijnsdag zijn de eerste webcams aangezet, gericht op de nesten van de bosuil, kerkuil, steenuil, slechtvalk, ooievaar en zeearend. In de komende weken volgen de camera’s bij de nesten van koolmees en ijsvogel.