Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Sport

Necrologie

Pijn, dat was iets voor andere boksers

Giacobbe (Jake) LaMotta (1922-2017) De bokser uit de Bronx die treffend werd neergezet door Robert de Niro, kon zonder de maffia geen wereldkampioen worden.

De 26-jarige Jake LaMotta na het behalen van zijn titel in 1949. Twee jaar later verloor hij die aan Sugar Ray Robinson.
De 26-jarige Jake LaMotta na het behalen van zijn titel in 1949. Twee jaar later verloor hij die aan Sugar Ray Robinson. Foto Bettmann Archive

Nadat de zestienjarige Jake LaMotta ’s nachts vanuit een portiek in de Bronx een lokale gokbaas had beroofd – hij had met een loden pijp op hem ingebeukt totdat de bookmaker bloedend neerviel – las hij de volgende dag in de krant dat het slachtoffer dood was aangetroffen. En, daar baalde hij van, dat de dader 1.700 dollar in een borstzak over het hoofd had gezien.

Dat was eind jaren 30 een kapitaal. Zeker voor LaMotta, tot die dag een kruimeldief uit een arm gezin. Zijn meest bijzondere diefstal in die jaren: een kalkoen, voor Thanksgiving.

Jake LaMotta was een driftkikker. Net als zijn moeder werd hij geslagen door zijn vader, een Italiaanse immigrant. Toen Jake huilend uit school kwam nadat zijn boterhammen waren afgepakt, gaf pa hem een ijspriem. En de boodschap zelf voortaan de eerste tik uit te delen. Zo geschiedde. Ook zonder loden pijp of ijspriem kon LaMotta mensen pijn doen. In de ring en daarbuiten, met name in zijn eerste twee van zeven huwelijken.

Wereldkampioen

Voor de moord werd hij nooit gepakt, maar die bleef hem in zijn slaap achtervolgen, tot de dag in 1949 waarop hij in Detroit de wereldtitel in het middengewicht veroverde.

Priester Joseph zat in het publiek toen LaMotta wereldkampioen werd: hij gaf LaMotta op de tuchtschool een baantje en die leerde daar de beginselen van de bokssport – de kindergevechten vanaf zijn achtste in de Bronx, om geld, niet meegerekend.

Criminaliteit, waaronder gewapende overvallen, had hij achter zich gelaten, LaMotta leefde voor zijn sport. Hij verwierf al snel de bijnamen Bronx Bull en Raging Bull, door de manier waarop hij in de ring op tegenstanders afstormde en hij ze te lijf ging – genadeloos harde klappen uitdelend, en incasserend alsof pijn iets voor anderen was. In bed sliep de stier vooral; seks ging in de benen zitten. Die schade zou hij later ruimschoots inhalen.

In 1941 werd LaMotta profbokser. Winnen werd zijn tweede natuur; al snel had hij genoeg geld bij elkaar geslagen om voor zijn ouders een nieuwe woning te kopen, in een appartementencomplex waar het níet stonk naar schoongekookte luiers.

LaMotta buigt voor de maffia

Een dwingend aanbod zich door de maffia te laten managen, sloeg hij vriendelijk af. Hij zou de top wel op eigen kracht bereiken. Maar een gevecht om de titel liet op zich wachten. Zelfs toen hij in 1943 zijn mooiste prestatie had geleverd: LaMotta versloeg de jarenlang onoverwinnelijke Sugar Ray Robinson. De twee troffen elkaar zes keer en vijf keer won Robinson, een van de beste boksers ooit. „Ik heb zo vaak tegen hem gebokst, dat het een wonder is dat ik geen diabetes heb”, grapte LaMotta ooit.

Pas in 1949 bezweek LaMotta voor de maffia. Met opzet verloor hij een gevecht, daarna mocht hij om de wereldtitel boksen. En hij won, van de Franse bokslegende Marcel Cerdan, de vriend van Edith Piaf.

LaMotta was al zes jaar gestopt en had in de cel gezeten omdat hij als nachtclubbaas in Miami een minderjarig meisje tot prostitutie zou hebben aangezet, toen hij in 1960 voor een Senaatscommissie verklaarde dat hij die ene keer op verzoek van de maffia bewust naar het canvas was gegaan. Om wereldkampioen te worden had hij naar eigen zeggen geen keus gehad.

Toen weer tien jaar later zijn levensverhaal uitkwam, Raging Bull, zag Robert de Niro de film al voor zich. Die kwam in 1980 uit, met een Oscar voor De Niro. Zelf was LaMotta ook in films te zien. Beter deed hij het op toneel, tot vijf jaar geleden, toen hij in dezelfde periode als die andere bad boy uit New York, Mike Tyson, in een theaterstuk over zijn leven vertelde: The Lady and the Champ.

Iedereen wist toen al dat LaMotta geen moordenaar was. De avond dat hij wereldkampioen werd, kreeg hij de schrik van zijn leven toen de ‘vermoorde’ gokbaas uit de Bronx voor hem stond. De krant had destijds een fout gemaakt; de ‘bookie’ was slechts zwaargewond, en al snel van New York naar Florida verhuisd. LaMotta overleed daar dinsdag, 95 jaar oud.