Wat het uitdagende is aan mountainbiken? Dat je niet alleen een puike conditie moet hebben, maar ook een flinke portie techniek. Want hoe meer controle over je fiets, hoe leuker het is om offroad te rijden! In dit artikel leren we je de basisprincipes van de mountainbike techniek aan de hand van enkele do’s & don’ts.

Verkramp jij als die supersteile afdaling dichterbij komt? Of neem je voor de zekerheid liever de chicken run? Dan is het tijd om aan je rijtechniek te werken. Als je volledige controle hebt over je fiets, neemt je zelfvertrouwen namelijk toe. Dit zorgt er weer voor dat je minder verkrampt en dat maakt het fietsen ineens een stuk leuker. In dit artikel gaan we in op een paar facetten van de fietstechniek en we kijken kritisch naar de houding. Die twee samen zijn super belangrijk als je met vertrouwen offroad wilt rijden. Zie dit verhaal maar als een basis om zelf verder mee aan de slag te gaan. Wil je een stapje verder of zoek je meer begeleiding? Tal van verenigingen en bedrijven geven mtb-clinics, waarbij je stap voor stap aan je fietstechniek kunt werken.

Actieve fietshouding

Handen

Houd je polsen in lijn met je onderarm. Zak je door je polsen, dan kan dit na geruime tijd problemen met de doorbloeding geven. Bovendien kun je stevige klappen niet goed opvangen. Heb je last van veel druk op je handen? Dan is je gewichtsverdeling op de fiets waarschijnlijk niet goed. Misschien zit je te diep of te ver naar voren. Als het lastig is om je handen in de goede positie te houden, kies dan grippers met meer ondersteuning, bijvoorbeeld van Ergon of BBB. Je duimen moet je onder de handvatten houden. Doe je dit niet, dan is de kans groot dat je hand van het stuur schiet als je door een kuil rijdt.

Positie zadel

Staat je zadel te laag, dan belast je je knieën te veel. Staat hij te hoog, dan schuif je van links naar rechts over het zadel en ga je je enkelhoek vergroten om het gebrek aan lengte te compenseren. Een betrouwbare richtlijn voor de juiste zadelhoogte: als het pedaal in de diepste stand staat, moet je hem net met je hak kunnen raken (zie foto). Twijfel je of je wel goed op je fiets zit, dan raden we je aan om een bike fitting te doen. Hierbij krijg je een persoonlijk advies voor een optimale fietshouding. Ben je trouwens van plan veel extreme afdalingen te doen? Dan is een dropper post aan te bevelen. Die kun je laten zakken tijdens het dalen, zodat je jouw zwaartepunt naar achter kunt verleggen zonder dat je zadel in de weg zit.

Armen I

In ruig terrein kun je je armen gebruiken om de eerste klappen goed op te vangen. Je moet dan wel met iets gebogen ellebogen rijden. Zet je je armen op slot, dan werkt de belasting meer door op de rest van je lichaam. Vooral je nek en rug krijgen het dan zwaar te verduren.

Remmen

Remmen is een kwestie van oefenen. Als je het zelden of nooit doet en je komt in een situatie terecht waarin je echt hard moet remmen, dan kun je verkeerd handelen, met alle gevolgen van dien. Weet je hoe je fiets reageert en hoe het zwaartepunt is, dan kun je je hierop instellen. Laten we daarom eens een paar oefeningen doen.

Leermomentjes

Trek een remlijn in het zand. Fiets er nu op af met een snelheid van zo’n 15 kilometer per uur en rem uitsluitend met je achterrem. Je zult merken dat de remweg flink lang is. Bovendien kan je achterwiel gemakkelijk blokkeren, waardoor je de controle kwijtraakt.

Herhaal dit, maar gebruik nu alleen je voorrem. Begin voorzichtig te remmen en ervaar hoe je fiets reageert. Verplaats je gewicht achter je zadel en herhaal de oefening door steeds iets harder te remmen. Doe de oefening gecontroleerd en begin rustig! Het is handig als er iemand anders bij is die je kan opvangen als je achterwiel te hoog van de grond komt en je de controle verliest.

Deze test leert je dat je met alleen je voorrem aanzienlijk sneller stilstaat dan met alleen je achterrem. Je moet hierbij echter wel je zithouding aanpassen om de maximale remkracht te kunnen benutten.

Is er een steile afdaling bij jou in de buurt? Die kun je dan goed gebruiken bij de volgende oefening. Fiets met een zo laag mogelijke snelheid naar beneden. Het gaat hier om maximale controle en niet om de snelheid. Tijdens deze oefening zul je merken dat je de voorrem best stevig kunt gebruiken mits je je lichaamsgewicht goed verdeelt en gecontroleerd afdaalt.

Armen II

Als je te ver naar voren moet strekken, zet je je nek op slot. Je schouders plaats je dan in een dusdanige positie dat je je nek niet meer optimaal kunt bewegen. Hierdoor verkramp je en zit je niet meer ontspannen op de fiets. Optimaal is als je armen in een hoek van 90 graden met je romp staan.

Afdalen

Bepaal welke lijn je gaat nemen en kijk zo’n 10 à 15 meter voor je voorwiel. Probeer een ontspannen en toch actieve houding aan te nemen, zodat je snel kunt anticiperen op de omstandigheden. Buig je benen ook iets naar buiten: dat maakt dat je beter kunt balanceren. Bij langere afdalingen rem je pompend. Dus kort en stevig remmen en dan de remmen loslaten. Hierdoor kan de schijf zijn warmte kwijt. Gedurende lange tijd slepend remmen kost je je remblokken. Die verglazen namelijk, zodat ze minder goed aangrijpen. Een nog vervelender verschijnsel bij langdurig slepend remmen is de kans op fading. Door de enorme warmte van de remolie valt dan de remdruk weg.

Schakelen

Kies de juiste versnelling voor het ingaan van een bocht. Je kunt dan bij het uitsturen meteen weer aanzetten. Moet je eerst schakelen of zet je aan tijdens het schakelen, dan belast je de aandrijving bovenmatig en kan je ketting eerder breken. Heb je een single voorblad, dan hoef je niet op een optimale kettinglijn te letten, je hebt immers maar één keuze. Bij meerdere voorbladen is het goed om voordat de klim begint te bepalen welk verzet je wilt gebruiken. Verander je tijdens het klimmen van kettingblad en zijn de omstandigheden erg modderig, dan krijg je geheid schakelproblemen.

Rul zand

Op veel Nederlandse parcoursen en op het strand kom je rul zand tegen. Hoe kun je hier nu het beste doorheen rijden? De meest gemaakte fout is dat je je blik te kort voor je voorwiel richt. Hierdoor ga je snel slingeren en graaft het voorwiel zich vast. Of je schiet ineens opzij, waardoor je valt of in één klap stilstaat. Probeer maar eens over een witte lijn te rijden waarbij je slechts een meter voor je kijkt: dat gaat je vrijwel niet lukken! Ver voor je uitkijken is dus het devies.

3 Essentiële trucs

  • Kijk zo’n 10 à 15 meter voor je uit, of naar het punt waar je heen wilt.
  • Schakel wat zwaarder en probeer vooral goed de vaart erin te houden.
  • Houd je stuur niet te krampachtig vast, zodat je fiets het goede spoor kan zoeken.

Bochten

Het is belangrijk dat je je snelheid op de omstandigheden van de ondergrond afstemt. Pas bijvoorbeeld op met net opgedroogde klei of zand: die is vaak spekglad. Fiets hier zo veel mogelijk recht doorheen. Bij brede overzichtelijke paden in het bos kun je je optimale lijn voor een bocht kiezen. Als je een bocht minder scherp of hoekig maakt, dan heeft dat een aantal voordelen:

» Je hebt meer grip omdat je minder schuin door de bocht gaat. Ook met relatief kleine nopjes houd je zo voldoende contact met de ondergrond.
» Doordat je je snelheid kunt vasthouden, hoef je na de bocht niet vol aan te zetten. Met een goede bochtentechniek spaar je dus energie.

Het is de truc om bij het ingaan van de bocht zo veel mogelijk aan de buitenkant te rijden. Vervolgens snij je de bocht aan richting de binnenkant – houd hierbij het been omhoog dat aan de binnenzijde van de bocht is. Bij het uitkomen van de bocht kun je weer de buitenkant opzoeken. Is de ondergrond glad en glij je snel weg? Zet dan meer druk op het voorwiel door je lichaams gewicht iets naar voren te verplaatsen. Je hebt met deze techniek al snel net even iets meer grip.

Fiets je over een parcours met opstaande randjes aan de buitenkant? Maak daar gebruik van! Benut de randen als een kuip-bocht, zo kun je nooit de bocht uit schieten en tegelijk wel de snelheid erin houden. Kijk wel goed door de bocht heen. Zit je alleen maar te letten op die ene boom die je niet wilt raken, dan stuur je hier juist automatisch naartoe.

Klimmen

Steil, kort & met obstakels

Probeer voor de klim altijd tempo te maken. Is er net een afdaling geweest, profiteer dan van de snelheid: die is helemaal gratis en zorgt ervoor dat het eerste deel van de klim je nauwelijks inspanning kost! Schakel groter in de afdaling en trap het eerste gedeelte van de klim door. Merk je dat je iets stil gaat vallen, schakel dan lichter en haal de druk wat van je pedalen af. Zo belast je de ketting niet al te extreem. Blijf lichter schakelen naarmate je trapfrequentie verder afneemt. Kom je tijdens het klimmen gladde wortels of stenen tegen? Probeer dan daarvoor iets te versnellen en zet juist géén kracht als je er overheen rijdt. Je voorkomt zo slippen en (dus) compleet stil vallen. Nog beter is natuurlijk een lijn kiezen die de gladde wortels mijdt.

De juiste houding

Zoek bij een steile en lange klim het puntje van het zadel op en verplaats je zwaartepunt naar voren. Je wilt niet dat je voorwiel los van de grond komt. Blijf tegelijk druk houden op je achterwiel om niet te slippen, en kies een trapritme dat je goed kunt volhouden. Korte beklimmingen kun je ook op de macht nemen. Even stevig aanzetten en doortrekken: meteen een goede krachttraining!

Springen

Ligt er een forse tak op het pad of steekt een boomwortel flink uit? Er is een effectieve manier om deze niet al te hoge obstakels te bedwingen: » Trek je voorwiel op met je armen en breng, terwijl je op de pedalen staat, je lichaamsgewicht iets naar achteren. Zo krijg je je voorwiel over het obstakel zonder dat hij er tegenaan knalt

» Haal vervolgens op het juiste moment de druk van het achterwiel, zodat je achterband het obstakel niet raakt. Op deze manier voorkom je een stootlek of een beschadigde velg.

De hindernis mag niet te hoog zijn, want anders loop je het risico dat deze je voorbladen raakt. En dat is een dure én pijnlijke grap.

Bunny hop

Bij hoge obstakels biedt een bunny hop uitkomst, maar dat vergt wel wat techniek en oefening. Net zoals veldrijders eindeloos hebben geoefend om over die balkjes te kunnen springen. De techniek van de bunny hop is ongeveer hetzelfde als hiernaast omschreven, alleen moet je voor een echte sprong je hele fiets omhoog krijgen. Dit doe je vooral door explosief gebruik te maken van je lichaam.

» Trek je voorwiel uit alle macht omhoog. Doe dit door je lichaam eerst laag en naar voren te houden en dan, terwijl je op de pedalen gaat staan, hard aan je stuur te trekken.
» Trek daarna je achterwiel op en duw de voorkant van de fiets naar beneden, zodat de achterzijde extra goed omhoog komt.
» Als alles goed gaat, land je netjes op twee wielen.

Het beste is om deze stappen langzaam op te bouwen. Online zijn ook heel veel instructievideo’s te vinden. Maak er werk van, dan gaat het je vast lukken!