Direct naar artikelinhoud

Ronald Giphart heeft mannen geleerd van hun zaadleiders te houden

Over het besef iets kostbaars te bezitten dat tegelijk zo kwetsbaar is.

Ronald Giphart heeft mannen geleerd van hun zaadleiders te houden

Enkele jaren geleden stond ik in het theater met Ronald Giphart. Hij las een verhaal voor over het dichtbranden van zijn zaadleiders. Ronald spaarde de mensen in het publiek niet. Zij luisterden doodsbang hoe Ronald, spartelend op een operatietafel, het gefrunnik van de chirurg volgde en hoe hij opeens 'de geur van verbrand vlees' rook. Daarna viel er altijd iemand flauw.

In het begin schrok ik daarvan, maar voor Ronald was het blijkbaar dagelijkse kost. Hij had het verhaal al eerder voorgelezen, zei hij, en toen viel er ook altijd iemand flauw. Hij wist wat je dan moest doen. Al het licht aan in de zaal, roepen dat er niets aan de hand was, vragen om een glaasje water en dan met zijn allen wachten tot zo iemand weer bijkwam.

Op mij maakte het echter grote indruk. Ik zag, toen het licht aanging, een van onze toeschouwers op zijn buik in het gangpad liggen, met zijn hand richting uitgang. Ik keek opzij naar Ronald. 'Niets aan de hand', zei hij nog eens. 'Mensen, het gebeurt wel meer tijdens dit verhaal. Paar minuutjes nog en dan gaan we weer door.'

Na vier voorstellingen met gevalletjes flauwvallen begon ik er plezier in te krijgen. Terwijl Ronald zijn verhaal vertelde, zat ik op een stoel vlak achter hem en keek geconcentreerd de zaal in. Welke boomlange vent zou er nu weer opeens als een eenpersoonstentje in elkaar zakken? Ik begon de onderbreking te waarderen. Als het zaallicht aanging, zag je precies welke mannen tegen hun zin in naar het theater waren meegenomen.

Na acht gevalletjes flauwvallen vroeg ik aan Ronald of hij die ene zin er misschien niet kon uithalen. Hij had geen idee waar ik het over had. 'Over de geur van verbrand vlees', zei ik. 'Bij het woord vlees vallen ze flauw. Maak er anders van: 'De operatiekamer vulde zich met de geur van mijn onherstelbaar vernietigde liefdesader.' Win je ook eens een prijs.'

Na acht gevalletjes flauwvallen vroeg ik aan Ronald of hij die ene zin er misschien niet kon uithalen. Hij had geen idee waar ik het over had

Ronald was ervan overtuigd dat het niets met zijn tekst te maken had. 'Het is iets met de ventilatie en dat ze te krappe schoenen aanhebben.'

Maar zo zat het niet. Al die lieve mannetjes waren flauwgevallen omdat ze daar, in de zaal, opeens heel erg gehecht waren geraakt aan hun eigen zaadleiders. Tot het verhaal van Ronald wisten ze niet eens dat ze die hadden, maar door Ronalds voordracht begrepen ze: ik heb iets in mijn buik dat je met een gasbrander kunt dichtschroeien. Daarna was niets meer hetzelfde. Alles was mooier omdat ze nu zelfs tijdens een zaadlozing in een stoffige tissue het wonder der natuur voelden. Misschien hoorden ze zelfs David Attenborough zachtjes commentaar geven. 'And yes, there it is: gallons of fierce juice, not blocked by burnt flesh.'

Door Ronalds voordracht begrepen ze: ik heb iets in mijn buik dat je met een gasbrander kunt dichtschroeien

Ik denk dat Ronald daar goed werk heeft verricht. Hij heeft mannen naar zichzelf leren kijken. Oude mannen met scheefgegroeide lichamen zagen wij na de voorstelling opeens energiek door de foyer wandelen. Apetrots op hun zaadleiders. Die hadden ze nog. Ze vroegen Ronald of hij zijn hand onder hun buik wilde leggen. 'Voel je ze kloppen? Ze zitten er nog, hoor. Niets aan het handje.'

Dat is wat Ronald deed in het theater. Mannen met niet dichtgebrande zaadleiders bewusteloos lullen en als ze wakker werden, stroomde de liefde weer woest door hun lichaam.