Rik Kapitein
Aan de ketting: Lekker buiten zijn verveelt niet
Normaal gesproken, als ik op de fiets stap, dan is dat met een doel. Ik ben behoorlijk prestatiegericht en fiets dan ook graag snel. Of ik op mijn racefiets een rondje maak, of op mijn gewone fiets boodschappen ga doen; het tempo zit er altijd stevig in. Ik wil voelen dat ik me inspan.
Vandaag heb ik me voorgenomen dat anders aan te pakken. Ik mag op de fiets vertrekken vanuit Gorinchem, wat voor mij inhoudt dat ik door een gebied fiets dat ik nauwelijks ken. Ik ga daarom niet zo hard mogelijk fietsen, en ook niet zo ver mogelijk. Vandaag wil ik genieten van de omgeving.
Een blik op de treinkaart leert me dat ik niet naar het zuidwesten kan fietsen. Ja, Vlissingen zou mogelijk zijn, maar 134 kilometer fietsen komt niet overeen met mijn doelstelling. Ik richt mijn vizier dus iets noordelijker, de kant van Schoonhoven op.
Zodra ik de stad uit ben, ruik ik pasgemaaid gras. Een boer maait een van de laatste weilanden waar het gras nog lang is. Af en toe onderbreekt de lucht van schapen en hun uitwerpselen de frisse grasgeur.
Het geluid om me heen is een stuk minder natuurlijk. Om de haverklap passeert een vrachtwagen met veel herrie. Het fietspad naar Schoonhoven is een lang stuk rechtdoor. En hoe mooi de natuur ook is, die vrachtwagens maken de fietstocht een stuk onaangenamer.
zilverstad
Schoonhoven zelf is heel anders. Ik steek met de veerboot de Lek over en fiets via een oude poort de zogenaamde ‘Zilverstad’ binnen. Direct begrijp ik waarom de stad zo genoemd wordt; aan de kade worden vijf panden op een rij behuisd door zilversmeden. ‘Dat was vroeger al zo’, vertelt Noud van der Welde. Hij staat te vissen, maar vindt het wel mooi om mij tegelijk het een en ander te vertellen over Schoonhoven. ‘Hier vestigden zich de zilver ambachtslieden. En die zijn er nog steeds. We hebben ook jaarlijks de Zilverdag.’
De vissen willen vanmorgen niet echt bijten, constateert Van der Welde teleurgesteld. ‘Je ziet ze wel zwemmen, maar ik heb er maar een paar gevangen.’ Een handvol visjes zwemt in een emmer rond. Een speciaal apparaatje zorgt ervoor dat er voldoende zuurstof in het water blijft. ‘Deze vissen moeten nog even blijven leven’, legt Van der Welde uit. ‘Vanmiddag zijn ze aas, als ik op snoekbaars vis.’ Hij vertelt dat hij nog wekelijks vist. ‘Achter de geraniums zitten is zo saai. Dan ben ik liever de hele dag aan het vissen. Met zo’n zonnetje zoals nu, niemand die je stoort. Heerlijk.’
Ik begrijp de subtiele hint en vervolg mijn weg. Omdat ik geen zin heb in nog meer vrachtwagenherrie, sla ik willekeurig een weg in die er rustiger uitziet. Ik ga richting Gouda, heb ik al bedacht. Via mooie, rustige wegen kom ik daar kilometer voor kilometer dichter in de buurt. Ik passeer meer dan vijftien oer-Hollandse molens.
scholieren
Vlak voor Gouda besluit ik af te slaan naar Waddinxveen. Ik ben niet de enige op het fietspad. Het is duidelijk dat de scholen hier weer begonnen zijn; overal fietsen groepjes tieners. ‘Maatschappijleer is echt een verschrikkelijk vak’, klaagt een jongen tegen het meisje dat naast hem rijdt. Iets verderop is een groepje scholieren in discussie over de tegenwoordige en verleden tijd.
Al deze gesprekken doen mij terugdenken aan mijn middelbare schooltijd. Hoewel het nog maar zeven jaar geleden is dat ik mijn diploma haalde, voel ik me oud tussen de tieners met hun te grote rugzakken. De middelbare school was voor mij een pretperiode, waar ik vooral veel tijd doorbracht met vrienden. Een goede student heeft dat me niet gemaakt, maar gezellig was het wel.
Terwijl ik zo mijn leven overdenk, fiets ik het Zuiveringspad in Waddinxveen op. Dat ik mijn gedachten de vrije loop laat, voelt zuiverend. Fietsen is vrijheid, heb ik altijd ervaren. Ook vandaag voel ik die vrijheid weer.
Vlak voor ik Waddinxveen wil verlaten, zie ik een begraafplaats. Wessel van der Vaart trekt net wat verwelkte bloemen uit de bloembakken bij de ingang van Thijmhof. Hij is in dienst van de gemeente en zorgt ervoor dat de begraafplaats er opvallend netjes bij ligt. ‘Dat hoor ik vaker’, zegt hij. ‘Maar mijn collega’s en ik zien vooral wat er nog beter kan.’ Ik zie alleen maar keurig gesnoeide bomen en struiken, schone paden en kortgemaaid gras. ‘We vinden het echt belangrijk dat bezoekers zich hier prettig voelen’, vertelt Van der Vaart. ‘Dat er niets is waar ze zich aan kunnen storen. Voor nabestaanden moet deze plek een fijne plek zijn.’
Terwijl Van der Vaart wegrijdt in zijn gele wagentje, blijf ik nog even rustig zitten. Daarna fiets ik vrolijk de laatste kilometers naar Alphen aan de Rijn, waar ik afsluit met koffie en een lokaal schuimgebakje, een ‘Alphenaartje’. Ik denk aan de visser in Schoonhoven. Lekker buiten zijn, omdat dat fijner is dan je binnen te vervelen. Hij heeft groot gelijk.
traject:
Gorinchem-Alphen aan de Rijn
aantal kilometer:
63 km
hoge berg
fietsen is vrijheid
diep dal
herrie van passerende vrachtwagens
uitspraak van de dag
‘Ik ga graag vissen, want achter de geraniums is het zo saai’
volgende fietser:
Sanne van Grafhorst