Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Terrorisme

Op een ‘watchlist’ - ook als je niets misdaan hebt

Omgang met persoonsgegevens Mogelijke terroristen staan op een lijst die de autoriteiten onderling uitwisselen. Hoe kom je erop, en hoe er weer vanaf? Nederland zoekt de grenzen van de wet op in strijd tegen terrorisme.

Zonder iets misdaan te hebben of ergens van verdacht te worden, kun je in Nederland terechtkomen op een lijst van potentiële terroristen. Nederlandse overheden wisselen gegevens uit van mensen die in de toekomst mogelijk geweld zullen plegen. Maar hoe die lijst tot stand komt, en hoe iemand er weer vanaf komt, is geheim. Nederland zoekt daarmee de grenzen van de wet op in de strijd tegen terrorisme.

De lijst hoort bij een aanpak waarbij geradicaliseerde moslims speciale hulp van de overheid ontvangen, in de hoop dat zij niet gewelddadig worden. Het beleid wordt bejubeld door gemeenten en ministeries, die geloven dat deze zogenoemde ‘persoonsgerichte aanpak’ het beste wapen is tegen terrorisme. Er zouden al heel wat uitreizen naar IS-gebied mee zijn voorkomen.

De aanpak, die inmiddels gangbaar is in gemeenten in het hele land, gaat ervan uit dat iemand door een veelvoud aan factoren kan radicaliseren, zoals werkloosheid, ideologie, psychische problemen, discriminatie, omgang met extremisten. Wanneer een aantal van die factoren wordt weggenomen, zal het radicaliseringsproces ook tot stilstand komen, is de gedachte. Voorwaarde is wel dat je er vroeg genoeg bij bent. Iemand die vergaand is geradicaliseerd, is bijna niet meer op andere gedachten te brengen, geloven terrorismebestrijders.

Daarom is het de bedoeling dat jongerenwerkers, scholen, wijkagenten, sociale diensten en sleutelpersonen uit de moslimgemeenschap zo vroeg mogelijk signalen doorgeven over radicaliserende jongeren. Die signalen komen, vaak via een omweg, terecht in een veiligheidshuis. Dit is geen echt ‘huis’, maar een samenwerking tussen justitie, zorginstanties en gemeenten om verschillende soorten overlastgevers aan te pakken. Zo is naast radicalisering ook de Top 600-aanpak voor criminele veelplegers ondergebracht in de veiligheidshuizen, waarvan er 38 zijn in Nederland.

Lees ook het interview met Samir die jarenlang op Schiphol werkte, maar werd geweigerd, omdat hij niet door de AIVD-screening komt.

Een signaal over iemand komt allereerst ter sprake in een ‘weegoverleg’: vormt de persoon een risico voor de veiligheid? Is het antwoord ja, dan gaat hij door naar het ‘casusoverleg’ in een veiligheidshuis. Daar wordt een ‘aanpak op maat’ bedacht. Dat kan zijn schuldhulpverlening, psychische hulp, een gesprek met een imam, een baancoach, een islamitisch ‘rolmodel’, een nieuwe huurwoning – het is maar net waar de radicaal mee geholpen is.

Maar voordat die beslissing valt, zijn er al heel wat gegevens opgeslagen. Niet alleen naam, leeftijd en adres van de gesignaleerde radicaal. Ook wordt hij door de politiesystemen gehaald. En om een goed beeld te verkrijgen, kan bijvoorbeeld ook zijn sportclub, leerplichtambtenaar of moskeevereniging worden gevraagd of zij signalen over hem hebben opgevangen.

Veiligheidsrisico

Mag dat zomaar? Ambtenaren die dit beleid uitvoeren, zeggen van wel. Zij verwijzen naar een convenant dat is gesloten met politie, justitie en zorgpartijen om gegevens uit te wisselen. Maar óók een convenant moet voldoen aan de Wet bescherming persoonsgegevens – en die is streng. Partijen mogen alleen persoonsgegevens opslaan wanneer dit „noodzakelijk” is voor de uitvoering van een toegewezen taak, aldus de wet. Niet bij ieder signaal van radicalisering is daarvan sprake. Gaat het om een ‘zacht’ signaal – zoals een islamitische leerling die in de klas iets geks roept – dan mag de overheid niet meteen allerlei privacygevoelige informatie over zo iemand uitwisselen. Voor vroegsignalering, zoals dit wordt genoemd, bestaat „geen juridische basis”, stelt het handvat voor gegevensdeling in veiligheidshuizen. Dit verandert wanneer iemand een veiligheidsrisico vormt: in dat geval mogen privacygevoelige gegevens wél worden uitgewisseld. De vraag is dus: waar gaat radicalisering over in onveiligheid voor de omgeving?

Voor het maken van die afweging, gebruiken overheden geheime modellen. Ze hebben namen als ‘Dynamisch Beoordelingskader’, ‘KIM 3.0’, ‘IR-46’ of ‘VERA’. Van dat laatste model kreeg NRC een versie in handen. Het bevat een lijst denkbeelden en gedragingen van een mogelijke radicaal: Voelt hij zichzelf slachtoffer? Neemt hij afstand van de maatschappij? Heeft hij een crimineel verleden? Hangt hij een ideologie aan die gebruik van geweld rechtvaardigt? Iedere vraag wordt beantwoord met een cijfer. Uiteindelijk rolt er een score uit, die zou bepalen welk risico de radicaal vormt. Mede op basis hiervan wordt geconcludeerd of hij een casus in het veiligheidshuis wordt, en dus gezien wordt als potentiële terrorist.

De methode blijft, zo erkennen ambtenaren die met deze modellen werken, een subjectieve manier om radicalisering te ‘meten’. „Het is een grijs gebied waarin je opereert”, zegt Ben Rovers, die vorig jaar in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie onderzoek deed naar veiligheidshuizen. Hij kwam tot de conclusie dat privacy in veel veiligheidshuizen een „knelpunt” is. Voor zijn onderzoek woonde Rovers overleggen bij waarin werd bepaald of iemand in het veiligheidshuis kan worden besproken. „Radicaliseringsproblematiek werd naar het veiligheidshuis geschoven op basis van wel erg vage informatie. Soms ging het zelfs om AIVD-informatie die niet kon worden ingezien.”

Hoofdpijnverhaal

En daar zit precies het probleem. Om willekeur te voorkomen, vereist de wet heldere criteria op basis waarvan een persoon kan worden besproken in het veiligheidshuis. Die criteria zijn in het geval van radicalisering vaag en zelfs geheim. „Het is niet mogelijk om deze beoordelingskaders openbaar te maken”, stelt een woordvoerder van antiterrorismecoördinator NCTV. „Dit zou te veel inzage geven in de werkwijze en kennis van operationele diensten.”

Er is nog een ander privacyprobleem: hoe komt iemand weer van de lijst potentiële terroristen af? Als je eenmaal bent gesignaleerd, kunnen politie en andere instanties wekenlang informatie over je verzamelen. Na een aantal maanden moet de knoop worden doorgehakt of iemand écht een risico vormt. Is dit niet het geval, dan zouden zijn gegevens eigenlijk moeten worden vernietigd. Maar dat ligt ingewikkeld: stel dat die persoon later tóch een gewelddadige jihadist blijkt, dan is zijn hele dossier verdwenen.

De gemeente Utrecht blijft daarom ook gesignaleerde personen „in beeld” houden van wie al is geconcludeerd dat zij geen veiligheidsrisico vormen. De personen worden „zo lang als nodig” in de gaten gehouden. In een andere grote gemeente pakt een veiligheidsambtenaar die anoniem wil blijven het anders aan. Als een signaal over een persoon te ‘licht’ is bevonden, wordt zo iemand in het veiligheidshuis geregistreerd met de status ‘monitoren’. „Je moet dat zien als een reminder”, zegt de ambtenaar. „Het moet toch ergens worden bijgehouden.” Ook dit beleid staat op gespannen voet met privacyregels. Het veiligheidshuis mag namelijk niet worden gebruikt als verkapt administratiesysteem.

Volgens de NCTV mogen deze gegevens wel worden bewaard maar niet worden gebruikt: „Als besloten wordt een persoon niet langer te bespreken, worden zijn of haar gegevens alleen bewaard voor het afleggen van verantwoording en zijn deze gegevens beperkt toegankelijk.”

De privacy in veiligheidshuizen noemt onderzoeker Ben Rovers „een waanzinnig hoofdpijnverhaal”. Uitvoerende ambtenaren weten volgens hem vaak zelf niet wanneer gegevens wel en niet mogen worden uitgewisseld. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten zegt de in dit artikel geschetste problemen te herkennen.

Op de vraag of het terrorismebeleid in strijd is met de privacyregels, zegt anti-terrorismecoördinator NCTV dat er recentelijk nieuwe afspraken zijn gemaakt over de uitwisseling van gegevens. Deze afspraken doen „zo veel mogelijk recht” aan de privacywet. Wel onderzoekt de NCTV of de wetgeving moet worden uitgebreid, omdat de huidige wet „niet altijd ruimte biedt” om informatie over radicalisering te delen.