Direct naar artikelinhoud
Column

Ze hoort niet op een sinaasappelkistje in het park

James WorthyBeeld Agata Nowicka

Met een oranje vlinderdasje loopt hij het park in. ­Koningsdag is zijn favoriete dag van het jaar en de vrijmarkt in het Vondelpark zijn favoriete plek op de wereld. Het blikje bier in zijn rechterhand is al een uur open, maar hij heeft nog geen slok genomen.

De man heeft wel dorst, maar meer nog heeft hij zin om met een vol bierblikje tegen mensen aan te lopen en dan te doen alsof het allemaal per ongeluk ging. De man ziet zichzelf niet als mensenhater, nee, haat is een te groot woord voor wat hij voelt, maar hij zal de eerste zijn die toegeeft dat hij een hartgrondige hekel heeft aan al zijn nog ademende soortgenoten.

De man kijkt naar een meisje van vier dat blokfluit speelt. Hij zoekt oogcontact met haar moeder die achter haar staat en op het moment dat hij oogcontact met haar heeft, schudt hij zijn hoofd. De moeder snapt waarom de man met zijn hoofd schudt. Haar dochter is nog niet klaar voor dit podium. Ze hoort niet op een ­sinaasappelkistje in het park te staan. Ze hoort in een geluiddichte kamer te staan.

Hij loopt langs alle kleedjes en is op zoek naar de dingen die de kinderen die op die kleedjes staan eigenlijk niet willen verkopen. Er is altijd één ding. Zelf verkocht de man ooit een Zippo waar een adelaar in was gegraveerd. Het was zijn dierbaarste bezit. Hij was acht jaar oud en vastberaden om de aansteker aan niemand te verkopen. Maar toen stond er opeens een man met nektatoeages voor zijn kleedje.

De man ging door zijn knieën en keek vluchtig in de bak met Suske en Wiske-stripboeken. Doordat hij bukte, was de tatoeage in zijn nek leesbaar. Er stond Satan's Child. En naast de tekst stonden de eerste drie cijfers van een telefoonnummer.

Hij was zo bang voor de man dat hij zijn dierbaarste bezit voor een kwartje verkocht. Hij was pas acht. Hij was nog te jong om met de duivel te dansen, dus liet hij de duivel maar over hem heen lopen. Maar toen de duivel over hem heen liep, knapte er iets in hem.

De man kijkt glimlachend naar het eieren gooien. Het gelach, het publiek, het schavot, dichter bij de prachtige middeleeuwen gaan we nooit meer komen, denkt de man, terwijl hij twee euro aan de broer van de eierkopper geeft. De eerste twee eieren gaan mis. Het publiek lacht hem uit. Hij doet alsof het uitlachen hem raakt, maar terwijl hij zijn publiek voor de gek houdt, haalt hij een hardgekookt eitje uit zijn jaszak.

Twee minuten later staat hij te luisteren naar een ­vioolspelende kleuter. Het meisje speelt iets van Georg Friedrich Händel. Ze speelt voortreffelijk. Het broertje van de eierkopper rent voorbij en vraagt of iemand misschien pleisters verkoopt, maar de man hoort hem niet.

De vioolmuziek van het meisje treft hem op alle plekken die hij al had doodverklaard. Het meisje speelt hem in een zoete slaap. Dat wat ooit in hem knapte, ontknapt ze met haar viool. Hij wilde net nog twee punaises in haar vioolkoffertje gooien, maar het kan verkeren. De man voelt opeens warmte, alsof de Zippo die hij ooit verkocht in zijn lichaam brandt. Hij kan zijn aorta voelen ontdooien.

De man loopt terug naar het blokfluitspelende meisje. Hij zoekt oogcontact met haar moeder die achter haar staat en op het moment dat hij oogcontact met haar heeft, lacht hij vriendelijk.

De in Amsterdam geboren en getogen schrijver James Worthy (1980) probeert in zijn columns iets van het leven te begrijpen. Lees al zijn columns hier terug. Reageren? james@parool.nl

Hij is op zoek naar de dingen die de kinderen die op die kleedjes staan eigenlijk niet willen verkopen. Er is altijd één ding