Direct naar artikelinhoud

Protest op straat, kritiek in eigen kring: de Hongaarse regering ligt onder vuur

Protest in Boedapest, eerder deze maand, tegen het beleid van premier Orbán.

Europa neemt juridische stappen tegen Hongarije vanwege omstreden wetgeving. Ook in eigen land stuit het beleid van de Hongaarse premier Orbán op steeds meer weerstand.

"Zelfs vreedzame christenen voelen hun handpalmen jeuken", zei de Hongaarse premier Viktor Orbán met Pasen over de aanhoudende protesten tegen zijn regering. Toeval of niet, kort na zijn uitspraken werden de eerste anti-regeringsdemonstranten in elkaar geslagen. "Jullie demonstreren tegen de Hongaren!", schreeuwde een groep mannen tegen Arkadiusz Karski. Ze lieten de demonstrant vervolgens met een dichtgeslagen oog achter. Een paar dagen later kregen drie mannen met een CEU-button (het logo van de universiteit die dicht moet van Orbán) in een café klappen.

Het klimaat in Hongarije verhardt. Orbán voert de ene na de andere omstreden wet in die de vrijheden inperkt en steeds meer Hongaren beginnen zich daartegen te verzetten. Ze gaan in toenemende aantallen de straat op. Vooral de laatste wet van Orbán, die er feitelijk op neerkomt dat de onafhankelijke Centraal-Europese Universiteit (CEU) van filantroop George Soros moet sluiten, stuit op verzet. In binnen- en buitenland.

In het CEU-gebouw is weinig te merken van de toenemende spanningen op straat. De gevel van de ultramoderne campus in het centrum van Boedapest die afgelopen september nog feestelijk werd geopend, is behangen met spandoeken. Maar binnen gaat het universitaire leven door alsof er geen donkere wolken over de instelling hangen. "We gaan nooit weg uit Boedapest", aldus een strijdvaardige rector Michael Ignatieff.

Vervolgd en bedreigd

De demonstranten worden in regeringsgezinde media afgeschilderd als landverraders. Publicist Zsolt Bayer, een goede vriend van Orbán, waarschuwde onlangs: "Wij zullen ook de straat opgaan en verdedigen wat ons dierbaar en heilig is. En we zullen zeer boos zijn (...) En dan zullen jullie voelen wat het betekent om vervolgd en bedreigd te worden."

De dreigende taal maakt één ding duidelijk: de regering voorzag niet dat zovelen, van EU-politici tot Amerikaanse diplomaten en van wetenschappers tot internationale Nobelprijswinnaars, Hongaarse scholen en universiteiten, de CEU zouden steunen. Laat staan dat de regering voorbereid was op het feit dat de demonstraties ter ondersteuning van de universiteit zouden uitgroeien tot een protestbeweging tegen corruptie, aantasting van democratische rechten, persvrijheid en vooral tegen de innige banden met de Russische president Poetin.

Uit peilingen blijkt dat een ruime meerderheid van de Hongaren pro-EU en anti-Russisch is, maar volgens minister van buitenlandse zaken Péter Szíjjártó geeft de geschiedenis Hongarije geen reden bang te zijn voor de Russen. Na 45 jaar semi-bezetting door Russische troepen en een gewelddadig neergeslagen opstand in 1956 is dat op zijn minst een opmerkelijke uitspraak. Net zo opmerkelijk als de video die opdook van de Tsjetsjeen Magomed Dasajev. Daarop is te zien dat hij een demonstrant die vorige week een Russisch monument in Boedapest besmeurde openlijk dwingt zijn verontschuldigingen aan te bieden. Dasajev heeft daarover vooraf waarschijnlijk contact gehad met een medewerker van de Russische ambassade.

Persiflage

Afgelopen weekeinde dreef een demonstratie van de satirische Tweestaartige Hondenpartij uitvoerig de spot met Orbáns vriendschap met Poetin. In een persiflage op leuzen waarmee de Russen na de val van het communisme werden opgeroepen te vertrekken, nodigden de demonstranten hen nu uit terug te komen. Een meer serieus protest bij de Russische ambassade werd door de politie tegengehouden.

Waarschijnlijk nog zorgwekkender voor Orbán is dat ook de kritiek in eigen kring groeit. Meerdere mensen hebben openlijk hun lidmaatschap van de regeringspartijen opgezegd. Een van de meest prominente conservatieve critici is diplomaat Géza Jeszenszky. Als minister van buitenlandse zaken van de eerste post-communistische regering was hij in 1992 direct betrokken bij de erkenning van CEU in Hongarije. "Wij waren ons ervan bewust dat de universiteit geen zetel voor conservatieve waarden zouden worden. Maar we waren niet bang voor oppositionele meningen. Die horen bij een parlementaire democratie en maken haar juist sterk."

Nieuwe vijanden

Als ambassadeur in Noorwegen heeft Jeszenszky Orbán tussen 2011 en 2014 verdedigd tegen wat hij toen zag als onredelijke aanvallen in met name de Duitse pers. "Maar ik had na de verkiezingen van 2014 een kalmer beleid verwacht. Dat is niet gebeurd, integendeel, er worden steeds nieuwe vijanden gecreëerd." Jeszenszky wil niet zover gaan als de demonstranten die Orbán een dictator noemen. "Dit is geen dictatuur, ik durf te zeggen wat ik denk, er zitten geen mensen in de gevangenis. Maar de groeiende vriendschap met Rusland en de aanvallen op de persvrijheid maken wel duidelijk dat de democratie in gevaar is."

Lees ook: 'Brussel pikt ‘leugens’ van Orbán niet'