Direct naar artikelinhoud
Column

Nog was het stil in de stad, op de ochtend voor de Nacht

Nog was het stil in de stad, op de ochtend voor de Nacht

In de zon - en de luwte - was het mei. In de schaduw was het januari. Uit het noorden blies een poolwind. De stad bereidde zich op een feestje voor. Het was nog ochtend, de ochtend voor de Nacht, en ik begaf me naar de binnenstad, naar de vrijmarktzone.

Die kondigde zich aan met bordjes aan lantaarnpalen, hier wel, daar niet, en met briefjes achter ramen - 'gereserveerd voor bewoners'. Delen van het trottoir waren met tape afgelijnd, of vormden het woord 'bezet'.

De zon scheen uitbundig, maar in de lucht hing voortdurend donkergrijze dreiging.

Langs een deel van de singel waren dranghekken geplaatst, net als om de beplanting van een rotonde. Op een hoek stond een groepje vlaggen te wapperen; aan iedere mast een betonnen voet. Die zouden nog verplaatst gaan worden. Ze moesten de vrijmarkt helpen beveiligen tegen vrachtwagens. Ja, daaraan was gedacht, aan vrachtwagens.

Cameramasten

En nu ik de vlaggen zag, met hun voeten van beton, moest ik er ook aan denken. En vechten tegen de voorstelling. Hier op deze singel, straks met zijn muziek, zijn kramen, de schuifelende menigte. Mijn dochters en hun vriendinnen.

'Stockholm is nu ook aan de beurt' kopte deze krant wat ongelukkig, een week of drie geleden. Alsof ergens een rijtje werd afgevinkt. Wíj hier hebben onze beurt nog niet gehad.

En er waren andere tekenen van beveiliging. Zoals de cameramasten. Een lange staaf, zelf rondom aan de voet beveiligd door verzwaarde dranghekken. met bovenin dat zwarte oog, Ik zag ze bij de pleinen van de stad, op bruggen over de singel. Er werd gewaakt.

Men sleutelde aan podia en geluidssystemen, een digitaal tekstbord waarschuwde voor inbrekers

Het zonlicht was fel. Zo nu en dan zweefde een wolk over de stad en liet het even regenen, met een ijzige adem.

Hoog in de atmosfeer was het ijskoud, had de radio gezegd, en als in de loop van de dag de zon het land opwarmde dan werd dat land een buienmotor.

Plaszuilen

Ik zag de toiletten. De huurtoiletten. Ze waren grijs. Men noemt ze plaskruizen; urinoirs voor vier personen tegelijk, gemaakt van kunststof. Voor de vrouwen waren er cabines, en toiletwagens.

De plaskruizen stonden over de binnenstad verspreid, geleverd door Brabantse firma's. Uit Elshout, uit Deurne. Daar weten ze wat feesten is.

Op een van hun sites las ik dat een plaskruis of plaszuil een reservoir van 450 liter heeft. 'Hierdoor kunnen 1500 toiletbezoeken plaatsvinden.' Maar in de binnenstad zag ik gele slangen in roosters van rioolputten verdwijnen.

Om die urinoirs te bedienen waren ook de grote bierreuzen in de weer. Ook hier slangen, van dik rubber, die vanuit tankwagens naar roestvrijstalen bierketels liepen, die duizend liter konden bevatten en op tapinstallaties werden aangesloten.

Feest! Van de tap naar de zuil en weer terug.

Men sleutelde aan podia en geluidssystemen, een digitaal tekstbord waarschuwde voor inbrekers ('deur op slot gedaan?') en zakkenrollers, maar vooral zorgeloosheid hing in de lucht, zoals op de volle terrassen als de zon zich liet zien.

Bij de vrijmarkt sleepten twee mannen met een koelkast, een partytent stond nog op z'n enkels, aan een lijn wapperden al de telefoonhoesjes.

Nog was het stil in de stad.

Plaszuilen