Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Economie

‘Wie niet mee wil doen moet weg uit de haven’

Allard Castelein, president-directeur Havenbedrijf Rotterdam De haven moet overschakelen van fossiel naar duurzaam. „Bedrijven beseffen dat dit een voorwaarde is om te overleven.”

Raffinaderij van Shell in Pernis.
Raffinaderij van Shell in Pernis. Foto Freek van Arkel / Hollandse Hoogte

Niets doen is geen optie. Als de machtige haven van Rotterdam, goed voor 3 procent van het nationale inkomen en 19 procent van de nationale CO2-uitstoot, geen drastische maatregelen neemt loopt het spaak. Dan haalt de haven zijn klimaatdoelen niet, en Nederland evenmin.

Nederland heeft zich verbonden aan het klimaatakkoord van Parijs. De opwarming van de aarde mag deze eeuw niet verder oplopen dan 1,5 tot 2 graden Celsius. Om dat te bereiken moet de haven, met al zijn fossiele industrie, een belangrijk aandeel leveren. De uitstoot van het schadelijke broeikasgas CO2 moet daar met 80 tot 95 procent worden teruggebracht ten opzichte van 1990. In 2050 moet de klus geklaard zijn.

We zitten op de zestiende verdieping van het havengebouw aan de Wilhelminapier in Rotterdam. Vanachter zijn bureau kan topman Allard Castelein een groot deel van de haven langs de Nieuwe Waterweg overzien: de containeroverslag, de raffinaderijen, de petrochemie en heel in de verte de twee kolencentrales op de Maasvlakte die het CO2-probleem alleen maar groter maken.

De toekomst van de pas geopende kolencentrales is onzeker. De Tweede Kamer wil ze sluiten, milieuorganisaties staan op de barricaden, maar het kabinet heeft nog geen besluit durven nemen omdat er miljarden in zijn geïnvesteerd. De beslissing is doorgeschoven naar het nieuwe kabinet.

Castelein haalt zijn schouders er over op. Voor hem is de kwestie niet bepalend voor de toekomst. Zijn idee van vergroening van de haven gaat veel verder dan het al dan niet sluiten van de kolencentrales. „Onze plannen gaan buiten de centrales om. We maken ons niet afhankelijk van die politieke onzekerheid.” Mochten ze openblijven dan zullen ze hun uitstoot moeten aanpakken, dat wil zeggen de CO2 opvangen en opslaan. „Anders is er hier geen plaats voor ze.”

Volledige recycling

Op tafel ligt het onderzoek dat het Havenbedrijf Rotterdam heeft laten uitvoeren door het Duitse Wuppertal Institut, gespecialiseerd in klimaat, milieu en energie, naar de keuzes die de haven heeft om te vergroenen. En dat met behoud van de productie van door de samenleving gewenste brandstoffen en chemische producten. Kort gezegd zijn er twee opties. Een: alle CO2 die de fabrieken uitstoten, afvangen en opslaan onder de grond via CCS (carbon capture and storage) en fossiele brandstoffen vervangen door biobrandstoffen. Twee: een gesloten systeem van volledige recycling van fossiele grondstoffen voor de chemie, in combinatie met hernieuwbare brandstoffen zoals waterstof uit windenergie.

Deze donderdag ontvangt Castelein nagenoeg de hele haven op het ss Rotterdam voor een Energy Summit om concrete afspraken te maken. Castelein: „Ongeveer 95 procent van alle emissies zit dan in de zaal.” De verbouwing van de haven die al meer dan honderd jaar met fossiele grondstoffen zijn geld verdient is dé grote uitdaging van de komende dertig jaar, stelt de havenman.

Welk scenario het precies wordt, maakt Castelein niet zoveel uit. „In mijn vorige baan bij Shell heb ik veel met scenario’s gewerkt, ik weet dat het altijd om een combinatie van maatregelen gaat. Het gaat om het resultaat, niet hoe je daar komt.” Rotterdam is volgens hem bij uitstek geschikt om de omslag te maken: er is een havenbedrijf dat de leiding kan nemen en er zijn verschillende industriële clusters die nauw met elkaar verbonden zijn. Samenwerken is niets nieuws.

19 procent (32 megaton) is het aandeel van de haven in de nationale CO2-uitstoot.

Belangrijk is wel dat er een klimaatwet komt die bepaalt welke doelen wanneer gehaald moeten zijn: zoveel in 2030, zoveel in 2040 om uiteindelijk in 2050 op de vereiste reductie te zitten. Het Wuppertal Institut raadt het Havenbedrijf aan om de leiding te nemen en zelf ook een duidelijk pad uit te zetten.

De aanleg van nieuwe infrastructuur is volgens Castelein cruciaal. Een netwerk om de CO2 bij de bedrijven op te halen en naar lege gasvelden op zee te vervoeren, én een netwerk dat restwarmte ophaalt en naar woongebieden en glastuinbouw brengt. De eerste leidingen moeten er over drie jaar liggen.

Maatschappelijk verzet

De baas van het Havenbedrijf erkent dat de opslag van CO2 een moeizaam verleden heeft. In Barendrecht lukte het niet op land door maatschappelijk verzet en op zee schiet het ook niet op: het ROAD-project dat CO2 had moeten afvangen bij een van de nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte komt maar niet van de grond, omdat de marktprijs voor CO2 met rond de 5 euro per ton veel te laag is. Castelein: „De politiek was tot nu toe niet in staat om de vervuiling te beprijzen. De CO2-prijs moet omhoog, daar is iedereen het over eens”. Waarom gaat het nu wel lukken? „Sinds Parijs beseffen bedrijven dat verduurzaming een voorwaarde is om te overleven. Dat besef was er drie jaar geleden nog niet.”

Castelein gaat nog een stap verder. Voor bedrijven die niet meegaan met de energietransitie is straks in de haven geen plaats meer. Hij sluit niet uit dat sommige buitenlandse bedrijven zullen vertrekken. De oliewereld is nog lang niet zover als Rotterdam, merkte hij onlangs in Houston. „Die staan te klapperen met hun oren als ze horen wat hier allemaal gebeurt. Daar denken ze dat ze nog jaren door kunnen gaan zoals ze gewend zijn.”

120 bedrijven in de haven wekken elektriciteit op of produceren brandstoffen of chemicaliën.

Maar moet ook Rotterdam niet scherper kiezen? Kun je doorgaan met fossiele grondstoffen en tegelijk duurzaam worden? Milieuorganisaties vinden van niet en ook onderzoeksinstituut TNO heeft twijfel. Moet de haven niet gewoon afscheid nemen van fossiel?

Nee, zegt Castelein. „Ik heb die bedrijven nodig om de transitie te maken. Ik kan ze niet vragen het licht uit te doen, dat zou ten koste gaan van heel veel banen en kennis. Rotterdam is uniek in de wereld met zijn publiek-private samenwerking. Dat moeten we gebruiken.”

Zonder privaat geld kan de haven de omslag niet maken, betoogt hij. Jaarlijks investeert het Havenbedrijf Rotterdam, eigendom van de gemeente Rotterdam (70 procent) en de staat (30 procent), zo’n 200 miljoen euro in infrastructuur; de bedrijven in de haven jaarlijks het tienvoudige: 2 miljard euro.

Wel wil het Havenbedrijf meebetalen aan cruciale projecten, zoals een nieuwe fabriek die afval omzet in chemicaliën, maar dat kan volgens Castelein binnen het bestaande budget.

Een van de aanbevelingen van het Wuppertal Institut aan het Havenbedrijf is om op zoek te gaan naar nieuwe verdienmodellen. Maar die hebben we al, zegt Castelein. „We gaan geld verdienen met de netwerken voor warmte en CO2 die we gaan aanleggen. Bedrijven moeten het transport betalen”.

De energietransitie vergt een andere manier van denken in de haven. „Meer volume was altijd het leidende beginsel. Dat gaat niet langer op. De haven moet relevant zijn en dat meet je naar economische én maatschappelijke waarde”.

Rotterdam is al jaren niet meer de grootste haven van de wereld, maar verlaat de haven onder Castelein nu ook de ambitie om de grootste te zijn in Europa? „Nee, zeker niet. Omvang blijft van belang. We kunnen veranderingen in gang zetten omdat we groot zijn.”

Maar dan moet de politiek wel meewerken. De haven is er klaar voor. Tientallen bedrijven, ook buiten de haven, hebben zich de laatste maanden aangesloten bij de ‘Transitiecoalitie’. Ze roepen de politiek op om met helder beleid te komen. „We willen met zijn allen aan de slag, dat hebben we sinds Parijs bewerkstelligd. Maar we hebben wel eenduidig beleid nodig. We zitten in een kabinetsformatie. Als er van het nieuwe kabinet geen eenduidig langetermijnbeleid komt, is dat de doodsteek voor de bereidwilligheid van de bedrijven om mee te doen.”