Direct naar artikelinhoud

Overheersing van Oranje in schaatswereld blijft gênant

Kjeld Nuis en Sven Kramer tijdens de prijsuitreiking van de 1500 meter tijdens het WK Afstanden. Nuis won goud, Kramer brons.

Nederland moet buitenlandse schaatsers gaan opleiden. Er zit niets anders op. Daarmee kan de internationale schaatswereld tenminste op cosmetische wijze het gezicht redden.

Want de overheersing van Oranje op klapschaatsen is een beetje genant. Een jaar voor de Olympische Winterspelen in PyeongChang veroverden de Nederlanders tijdens de wereldkampioenschappen afstanden in Gangneung vijftien van de 42 beschikbare medailles. Dat is 36 procent van de ereprijzen: acht goud, drie zilver en vier brons. Op de massastart na werden bij de mannen alle disciplines gewonnen.

Dit weekeinde werden drie titels toegevoegd aan de vijf van de eerste twee dagen: Kjeld Nuis op de 1000 en de 1500 meter en Sven Kramer op de 10.000 meter. Outsiders kunnen vragen wat zo'n kampioenschap waard is als de verrichtingen van buitenlandse schaatsers zo pover zijn.

Schrijnend is het beeld bij de langste afstand van de mannen, waar de ISU bepaalde dat er niet meer dan twee schaatsers per land mogen starten, puur om Nederlandse clean sweeps als in 1997 en 2013 te voorkomen. Niettemin werd achter het duo Kramer-Jorrit Bergsma de in Nederland geboren en getogen Canadees Ted-Jan Bloemen vierde en een Zweed met de naam Nils van der Poel achtste.

Scheve verdelingen

Drie jaar geleden liep de scheve verhouding bij de Spelen van Sotsji al scherp in het oog: 23 van de 36 medailles (63 procent) waren voor Nederlandse schaatsers. Het lijkt er zowaar op dat de dat andere landen de achterstand toch gedeeltelijk hebben goed gemaakt.

China, Japan, Canada en Duitsland hebben Nederlandse coaches aan het werk gezet om dat proces te versnellen. Af en toe verkassen Nederlandse schaatsers naar het buitenland om aan de jaarlijkse selectierace te ontsnappen. Anderzijds is het juist de concurrentie die Nederland van andere schaatslanden onderscheidt.

De dominantie baart de Internationale Schaats Unie (ISU) zorgen. Het kan jaren duren voordat het net begonnen ontwikkelingswerk vrucht draagt. Zeker gezien het feit dat in Nederland de ontwikkeling van het schaatsen wetenschappelijk wordt ondersteund en bedrijven ondanks bezuinigingen nog steeds in de sport investeren.

De Japanse Noa Kodaira, die twee jaar trainde bij het toenmalige team van Marianne Timmer, is een mooi voorbeeld van een geslaagde voorgezette opleiding. In Gangneung veroverde de nu zelfverzekerde Kodaira goud en zilver op de sprintafstanden. Misschien is het wel goed dat uitzonderlijk veel winnende Nederlandse schaatsers als Sven Kramer en Ireen Wüst in de dertig zijn en zo zoetjes aan over het einde van hun tosportloopbaan nadenken.

De Nederlandse schaatsbond KNSB heeft ook wel ingezien dat  wereldkampioenschappen een schertsvertoning worden als onophoudelijk het Wilhelmus klinkt. Maar de samenwerkingsovereenkomst die in 2014 is gesloten, heeft tot op heden weinig zichtbaar resultaat opgeleverd. Zuid-Koreanen wonnen in Gangneung een schamele zilveren medaille Sang-hwa Lee en de tribunes van de Oval bleven de meeste dagen pijnlijk leeg. Op de slotdag maakte Bo-Reum Kim met de eerste plaats op de massastart nog wat goed. De samenwerking heeft tot doel kennis tussen langebaanland Nederland en shorttrackland Zuid-Korea uit te wisselen.

De KNSB heeft ook wel ingezien dat wereldkampioenschappen een schertsvertoning worden als onophoudelijk het Wilhelmus klinkt

Geldschieters

Door de titel van Jan Smeekens op de 500 meter won Nederland nog terrein op een per traditie door Aziaten beheerst onderdeel. Smeekens, wiens optreden vrijdag in Den Haag de ministerraad in de war schopte, nam met veel historisch besef die hoofdprijs in ontvangst. Hij maakte een sprongetje op het podium à la Jan Ykema, de eerste Nederlandse olympische medaillewinnaar op de 500 meter.

Niettegenstaande het oranje gekleurde beeld van het internationale schaatsen, is in financieel opzicht Azië steeds belangrijker geworden. Potentiële geldschieters voor het wereldbekercircuit van de hardrijders (langebaan en shorttrack) moeten in dit continent worden gezocht. Niet voor niets besloten het IOC en de Chinese internetgigant Alibaba vorige maand als partners verder te gaan.

De ISU verdient geld met kunstrijden maar doet dat vooral in Japan, China en Zuid-Korea, de landen waar de drie komende Olympische Spelen plaatsvinden. Nu al komen de inkomsten van de ISU voor zestig procent uit Azië, uit Europa komt 32 procent, de resterende acht procent komt uit Noord-Amerika. Toen de voormalige ISU-voorzitter Ottavio Cinquanta die cijfers tijdens het congres in Dubrovnik bekendmaakte, ging er een golf van verbazing door de zaal.

In financieel opzicht Azië steeds belangrijker geworden