Direct naar artikelinhoud

'Ik voor mij zou iets voelen voor het pseudoniem Kronkel'

Precies 70 jaar geleden verscheen in Het Parool van 24 oktober 1946 onder de naam Kronkel het eerste cursiefje van Simon Carmiggelt. De roemrijke rubriek zou 37 jaar lang blijven bestaan.

Simon Carmiggelt op een foto uit 1983Beeld ANP

'Je moet een leuken naam bedenken voor je rubriekje", zeiden ze op de redactie. "En dan een aardig pseudoniem om eronder te zetten." 

Ik voor mij, los liever een schuit kolen. Want wat is moeilijker dan het benoemen van koddige stukjes, villa's en sleepboten? Zoo'n landhuis wordt altijd "'t Rustige Hoeksken" - een prachtnaam voor vijftig jaar familietwist, bijeengehouden door hypotheek en wandluizen, en die sleepboot zou zinken als een onvaste hand er niet "Johanna I" of "Godsvertrouwen" op geschilderd had.

De cursieve stukjes in de krant behooren te zijn gedekt met hoedjes als "Ons grappig praatje" of "Ditjes en Datjes", terwijl bij wijze van lustige onderteekening meestal "Pietje Puk" of "Vroolijk Fransje" wordt gebruikt.

Ik voor mij zou iets voelen voor het pseudoniem Kronkel, den naam van de onserieuze worm uit Gijsbert. Ik heb het aan Marian Smeets gevraagd en ze heeft me dat beest toegeschoven met de gulheid van iemand, die toch een fantasie vol dieren heeft.

Niettemin blijft het bezwaar voor zulke voor- of achtervoegsels, dat ze den Achilleshiel van zoo'n rubriek als journalistieke verschijning zoo schaamteloos ontblooten, want ze roepen den lezer al van verre toe: daar is hij weer, de onverteerbare neef, die elken dag een mop komt te vertellen en altijd belt als u net in bad zit.

Daar ligt dan uw wraak: u laat me gewoon kletsen, net als den man in de poppenkast.

Kijk, voor mij is het niet zoo erg, want ik scherts op die manier mijn salaris bij elkaar. Mijn vrouw berust al jaren en mijn kinderen spelen goedig om mij heen, onder het motto "laat pa maar zitten". Maar u krijgt geen cent en is eigenlijk weerloos aan mij overgeleverd, want zoo'n protestbrief aan de redactie haalt nooit wat uit, dat weet iedereen.

Natuurlijk zou ik mijn rubriek "Ook ik" kunnen noemen, maar dan besteel ik Dominee Aris, die in ons losbandig Zaterdagavondblad altijd even den witten vinger der bezinning opsteekt. Daarenboven drukt die kop niet uit wat ik zeggen wil: u hoeft niet. De rest van de krant moet u lezen, anders is u niet op de hoogte, maar dit hier, kunt u overslaan zonder den hemel te vergrammen.

Als ik het eens noemde: "Luister eens.....". Dat is inviteerend en toch vrijblijvend, want als u niet wilt , zegt u "Nee". Daar ligt dan uw wraak: u laat me gewoon kletsen, net als den man in de poppenkast, die aan het eind van zijn voorstelling opstaat en bekommerd ziet , dat alle kindjes zijn weggelopen.  

KRONKEL