'Stop interlandelijke adoptie'

© UAntwerpen

Mensenrechten- en kinderrechtenspecialist Wouter Vandenhole (UA) vindt dat we kinderen beter ter plaatse kunnen helpen in plaats van er enkelen te redden door ze te adopteren.

Veerle Beel

‘Met alle respect voor wensouders en adoptie-ouders, maar we zouden als land beter structureel investeren in betere levensomstandigheden van kinderen ter plaatse’, zegt Wouter Vandenhole. ‘Eerder dan hier en daar een kindje te redden door het via interlandelijke adoptie naar ons land te halen.’

Hij deed die uitspraak op Radio 1 en herhaalde ze voor ons. ‘Vanuit het perspectief van het kinderrechtenverdrag is duidelijk dat adoptie dient om kinderen aan ouders en een gezin te helpen, veeleer dan omgekeerd.’

‘Gevolgen niet onderschatten’

Internationaal gezien is de sfeer rond interlandelijke adoptie ook erg veranderd, zegt hij. ‘In de jaren ‘90 zag je nog dat de cijfers verdubbelden in vergelijking met de jaren ‘80. Nu zijn ze sinds de eeuwwisseling meer dan gehalveerd. In veel herkomstlanden wordt interlandelijke adoptie nu ervaren als neokolonialisme.’

‘Uit studies weten we bovendien dat de ontworteling van kinderen, die in een heel andere culturele en maatschappelijke context opgevoed worden, niet te onderschatten is.’

En zelfs wanneer adoptie voor individuele kinderen en gezinnen toch positief is, dan nog vindt de Antwerpse hoogleraar dat een verbetering van de levensomstandigheden in de landen van herkomst te verkiezen is. ‘Beleidsmatig is het een betere optie om onze energie daarop te richten, dan om die hele adoptiemachinerie aan de gang te houden, voor enkele tientallen kinderen per jaar.’

Afbouwscenario

Hij pleit niet voor een radicale stop, maar voor een afbouwscenario: ‘Laat ons goed afronden wat bezig is, en op lange termijn een andere weg inslaan.’

Zelfs als kinderen dan in hun land van herkomst alsnog in instellingen moeten opgroeien? ‘We moeten die landen natuurlijk helpen om alternatieven uit te bouwen voor een klassieke instelling. De voormalige Oostbloklanden, die ook erg geïnstitutionaliseerde zorg aanboden, hebben dat uiteindelijk ook gedaan.’