Direct naar artikelinhoud
Eetstoornis

Boulimia is op zijn retour, maar anorexia nog niet

"Bij zowel boulimia als anorexia wordt het zelfbeeld vrijwel volledig bepaald door het gewicht en het uiterlijk."

Het aantal patiënten met boulimia daalt, maar het is niet duidelijk hoe dat kan. Deze week promoveert psychiater Frédérique Smink (32) op de eetstoornissen boulimia en anorexia.

Het aantal patiënten dat zich met eetstoornis boulimia nervosa bij de huisarts meldt, is in dertig jaar ruimschoots gehalveerd, terwijl het aantal gevallen van anorexia ongeveer gelijk is gebleven. Dat blijkt uit onderzoek waarop Smink woensdag aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveert.

Bij beide eetstoornissen wordt het zelfbeeld vrijwel volledig bepaald door het gewicht en het uiterlijk. Waar dat in beide gevallen ontaardt in extreem lijnen, gaat dat bij boulimia ook gepaard met eetbuien en methoden om het eten weer uit het lichaam te krijgen, bijvoorbeeld door te braken, te sporten of door het gebruik van laxeermiddelen.

In Nederland heeft 1,7 procent van de twintigjarigen ooit te maken gehad met anorexia en 0,8 procent met boulima; bij vrouwen komt het zeker tien keer vaker voor, maar daarbij moet opgemerkt worden dat mannen zich minder vaak bij een huisarts melden.

Bij boulimia gaat dat gepaard met eetbuien en methoden om het eten weer uit het lichaam te krijgen, bijvoorbeeld door te braken, te sporten of door het gebruik van laxeermiddelen

Tweederde gedaald
Voor haar onderzoek heeft Smink gebruikgemaakt van gegevens van zo'n 150.000 Nederlanders die gedurende dertig jaar door ruim tachtig huisartsen zijn verzameld. Daaruit bleek dat het aantal nieuwe patiënten met boulimia in heel Nederland met ongeveer tweederde gedaald is naar zo'n 500 per jaar. Het aantal patiënten met anorexia bleef relatief stabiel; bij zo'n 1000 vrouwen per jaar wordt deze diagnose voor het eerst gesteld.

Naar de exacte verklaring kan Smink alleen gissen. De opkomst van het internet en de mogelijkheid om de schaamte te doorbreken door met lotgenoten te spreken zou zeker hebben bijgedragen, denkt ze.

Maar ze ziet ook een oorzaak in het toenemende lichaamsgewicht van de gemiddelde Nederlander. Had in de jaren tachtig bijvoorbeeld nog maar vijf procent van de Nederlanders obesitas, inmiddels is dat twaalf procent. Dit vermindert volgens Smink de druk om te compenseren voor eetbuien.

Smink ziet ook een oorzaak in het toenemende lichaamsgewicht van de gemiddelde Nederlander

Eetbuistoornis
Maar ze erkent dat het probleem hiermee niet verdwenen is. "Wie eetbuien heeft, maar niet braakt, heeft nog steeds een eetbuistoornis. Daar is gelukkig wel meer aandacht voor. Zo is de eetbuistoornis in 1994 voor het eerst opgenomen in de DSM, het standaardwerk met alle psychische diagnoses. In de laatste versie van 2013 heeft de stoornis terecht een volwaardige plek gekregen."

Uit haar onderzoek blijkt verder dat 'aardig gevonden worden' op jonge leeftijd een indicator kan zijn voor het ontwikkelen van een eetstoornis. Ze gebruikte hiervoor data uit een langlopend onderzoek naar de psychische, sociale en lichamelijke ontwikkeling van kinderen.

Wie door klasgenoten aardig gevonden wordt, bleek vaker boulimia of anorexia te ontwikkelen, terwijl mooi gevonden worden juist geen voorspellende waarde bleek te hebben. Een mogelijk verklaring hiervoor is volgens Smink dat kinderen die door velen gewaardeerd worden, vaak bereid zijn daar veel voor te doen, zoals overmatig lijnen. Ze voegt er aan toe dat ook dit speculatie is.

Wie eetbuien heeft, maar niet braakt, heeft nog steeds een eetbuistoornis
Frédérique Smink