Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Politie, recht en criminaliteit

Rechter negeert advies deskundigen over Syriëganger

Advocaat André Seebregts schilderde op basis van de forensische rapportages zijn cliënt af als een psychisch kwetsbare man, makkelijk beïnvloedbaar, laag tot zwakbegaafd met een beperkt aanpassingsvermogen.

Een rechtbanktekening tijdens een eerdere uitspraak in de eerste twee zaken tegen mensen die vanuit Nederland naar Syrië wilden om te vechten in de jihad: Omar H. en Mohammed G.
Een rechtbanktekening tijdens een eerdere uitspraak in de eerste twee zaken tegen mensen die vanuit Nederland naar Syrië wilden om te vechten in de jihad: Omar H. en Mohammed G. Foto ANP

Voor het eerst is een Syriëganger voor de tweede keer veroordeeld wegens het voorbereiden van terreuraanslagen. Mohammed G. is maandag door de rechtbank Rotterdam tot drie jaar cel en tbs met voorwaarden veroordeeld. De rechtbank verplicht hem na zijn celstraf bovendien tot ambulante behandeling in de geestelijke gezondheidszorg. Dit expliciet tegen het advies van de geraadpleegde psychiater en psycholoog in, die geen stoornis bij hem konden vinden.

In 2013 werd de in Irak geboren G. al eens veroordeeld voor een poging naar Syrië te vertrekken.

De aanslagen waar G. aan wilde deelnemen, hebben nooit plaatsgevonden; G. is er niet in geslaagd van Nederland naar IS-gebied te reizen. En ook eventuele plannen in Nederland zijn nooit uitgevoerd.

Feitelijk is het handelen van deze eerste ‘recidivist jihadist’ beperkt gebleven tot een mislukte poging om een vals paspoort aan te schaffen en een poging om te trouwen, zodat hij met haar naar Syrië kon reizen. De vrouw in kwestie was echter een politie-infiltrant die zich via internet aan hem had gepresenteerd als vrome moslima.

Juridisch vond de rechtbank beide handelingen (vals paspoort en huwelijksaanzoek) een voldoende concrete feitelijke voorbereiding om wegens terreur te kunnen worden veroordeeld. Daarbij woog mee dat G.’s uitlatingen ín Nederland door justitie als zeer bedreigend werd gezien.

Officier Ferry van Veghel schetste een luguber beeld van G. tijdens de twee zittingen in deze zaak. Met als hoogtepunt de afgeluisterde tekst van G. „Ik wil vechten, ik wil moorden, ik wil zijn.” Hij bezocht onder meer jihadistische websites en trachtte anderen te overtuigen naar Syrië te reizen om zich bij IS aan te sluiten.

De rechtbank kwalificeert G. in het vonnis als „enigszins verminderd toerekeningsvatbaar”. Maar hij heeft geen persoonlijkheidsstoornis, erkennen de rechters. Een psychiater en een psycholoog verklaarden eerder op de zitting dat er bij G. ook geen ernstige psychiatrische ziektebeelden voorkomen, waarvoor hij behandeld zou moeten worden.

De maatregel van tbs ‘met voorwaarden’, die minder streng is dan dwangverpleging, legt de rechtbank vooral op als een „zwaardere stok achter de deur”. Zou G. na drie jaar celstraf de voorwaarden schenden die bij de ter beschikkingstelling horen, dan kan hij dankzij de tbs-veroordeling onmiddellijk naar een gesloten inrichting worden gebracht. Die voorwaarden komen vooral neer op het gehoorzamen van de reclassering, gaan wonen onder toezicht van het Leger des Heils, het afzien van contact met andere jihadisten, weg blijven van luchthavens en grenzen, en het dragen van een elektronische enkelband.

‘Man met grootheidsfantasieën’

Advocaat André Seebregts schilderde op basis van de forensische rapportages zijn cliënt af als een psychisch kwetsbare man, makkelijk beïnvloedbaar, laag tot zwakbegaafd met een beperkt aanpassingsvermogen. Iemand met „grootheidsfantasieën” die op een „kinderlijke wijze” erkenning wil bereiken. Maar ook als iemand met radicale en extremistische opvattingen, die echter niet strafbaar zijn. Seebregts pleitte er, tevergeefs, voor om juridisch onderscheid te blijven maken tussen maatschappelijk onwenselijke opvattingen en strafbaar handelen. De eis van het OM, gehonoreerd door de rechtbank, om psychiatrische behandeling voor te schrijven „voor de zekerheid” wees Seebregts fel af. „Zo’n land zijn we, denk ik, niet.” De rechtbank ziet het vooral als een middel om G.’s gebrekkige geestelijke ontwikkeling te behandelen; zijn neiging tot radicalisering zien de rechters als een „communicerend vat” met G.’s zwakke persoonlijkheid. Behandel je het een, dan beteugel je ook het ander, is het idee.

Bij zijn eerste zaak in 2013 werd G. door deskundigen als schizofreen beoordeeld en veroordeeld tot een jaar verblijf in een psychiatrische kliniek. In de aanloop naar dit tweede proces is G. geestelijk gezond verklaard. Volgens de tapverslagen in het dossier heeft G. ook gezegd dat hij de „stemmen in zijn hoofd” die hem de eerste keer opdroegen naar Syrië te gaan, had verzonnen. Tijdens dit proces zei G. publiekelijk dat hij „spontaan genezen” is – hij slikt ook geen anti-psychotica of anti-depressiva meer.

Op de strafzittingen werd herhaaldelijk gedebatteerd of G. nu voor zijn overtuiging terecht stond of voor zijn handelen. Zijn advocaat houdt het erop dat G. inderdaad radicale opvattingen heeft en allerlei jihadistische websites bezocht, maar niets deed dat strafrechtelijk relevant is. Hij verzamelde geen informatie over bommen, over wapens of over gevechtstrategie. Van terreur of het feitelijk voorbereiden daarvan was geen sprake.

De officier noemde de plannen van G. echter „griezelig duidelijk”. Door hem na zijn poging een vals paspoort aan te schaffen aan te houden, is juist veel leed voorkomen.

Rechtbanken oordelen verschillend

Het onderscheid tussen denken en doen is de focus in de vele strafprocessen die inmiddels tegen zogeheten ‘uitreizigers’ wordt gevoerd. De rechtspraak worstelt. De ene rechtbank vindt een ticket naar Turkije, een tas met gevechtskleding en jihadistische lectuur voldoende. De andere vindt dat er ook duidelijk moet zijn op welk tijdstip, in welke plaats en op welke manier de uitreiziger zich concreet bij de strijd zal gaan aansluiten. De rechtbank Rotterdam omarmde een ruime interpretatie van voorbereidingshandelingen.

Het bewijs tegen G. is verzameld door twee politie-infiltranten, ingeschakeld nadat de AIVD hem voor de tweede keer bij het OM als gevaarlijke, potentiële uitreiziger signaleerde, die onderzocht moest worden. De ene undercoveragent verhuurde hem daarna een appartement dat vol hing met microfoons, de ander deed zich via sociale media aan hem voor als gelovige moslima op zoek naar een partner. Justitie spiegelde hem dus zowel een woning als een vrouw voor, met wie G. dan ook gretig in gesprek ging.