Wie in Spanje vocht, verloor zijn Nederlandse nationaliteit
Amsterdam
Nico Hartzuiker (1916-1996) vocht tijdens de Spaanse Burgeroorlog, die tachtig jaar geleden uitbrak nadat generaal Francisco Franco tegen de (linkse) Republikeinse regering in opstand was gekomen. ‘Ik kom uit een Amsterdams socialistisch nest’, verklaarde hij na Franco’s zege. ‘Mijn vader was een rustige sociaaldemocraat, mijn moeder knalrood. Net als haar moeder, die zwoer bij Domela Nieuwenhuis (sociaal-anarchist en medeoprichter van de socialistische beweging in Nederland, red). In mijn jeugd wist ik al: je hebt een klassenvijand. Dat zit diep in je. Je voelt je een verschoppeling en verwacht van de autoriteiten niet zoveel.’
Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam heeft een website in het leven geroepen met biografische informatie over de ongeveer zevenhonderd Nederlanders die als rekruten van de Internationale Brigades tegen het fascisme vochten, zonder daarmee enige waardering te oogsten bij het gros van hun landgenoten. Anders dan de brigadisten uit andere landen, raakten zij allemaal hun nationaliteit kwijt. ‘Ik moest me melden’, zei Hartzuiker over zijn terugkeer naar Nederland. ‘Er werden vingerafdrukken gemaakt en meer van die dingen die je met misdadigers nu eenmaal doet. Voortaan moest ik me elke maand melden.’
misleid
Aan zijn toestand van stateloosheid kwam pas in 1967 een einde, toen voormalige Nederlandse SS’ers en Oostfrontstrijders hun Nederlandse paspoort allang weer terug hadden. Zo diep zat de achterdocht die de Spanjestrijders tijdens de Koude Oorlog wekten. Sommige Spanjeveteranen hadden het ook verbruid bij hun vroegere kameraden omdat ze waren gedeserteerd of omdat ze zich kritisch hadden uitgelaten over hun communistische superieuren.
In De Telegraaf figureerden de Spanjestrijders als misleide avonturiers. En dat was nog een vriendelijke kwalificatie. Velen zouden door ronselaars zijn bewerkt bij de stempellokalen, waar zij zich dagelijks moesten melden om in aanmerking te komen voor een karige werkloosheidsuitkering. Dat verhaal was niet helemaal uit de lucht gegrepen, zegt de politicoloog Yvonne Scholten, die de levensverhalen van de Nederlandse Spanjestrijders – voor zover mogelijk – heeft opgetekend, bijgestaan door medewerkers van het IISG. ‘Sommige strijders vertelden ook zelf graag dat ronselverhaal in de hoop dat ze als slachtoffer van die praktijken eerder in aanmerking kwamen voor de teruggave van hun paspoort.’
furore
Scholtens vader was, zoals zij het noemt, ‘een gemankeerde Spanjestrijder’. Hij had zich bij de Internationale Brigades willen aansluiten, maar is daar onder druk van zijn ouders – overtuigde pacifisten – op teruggekomen. De rest van zijn leven is hij de Spanjeveteranen blijven vereren, ook na zijn breuk met de Communistische Partij Nederland in 1958. Yvonne Scholten, die de partijkeuze van haar vader heeft vervloekt, is met hun namen opgegroeid. Met die van Piet Laros bijvoorbeeld, die als ‘Hollander Piet’ furore had gemaakt bij de verdediging van Madrid. Of die van Jef Last, welbespraakt propagandist van de Republikeinse zaak. ‘Het gaat te ver om te zeggen dat ze in onze kringen als heiligen werden vereerd, maar helden waren ze.’
geen flauw benul
Binnen de Internationale Brigades genoten de Nederlanders geen denderende reputatie, zegt Scholten. Getalsmatig was hun aandeel tamelijk bescheiden. Het Belgische contingent was met 1700 mannen en vrouwen ruim tweemaal groter. De Nederlanders misten bovendien de krijgservaring van de brigadisten uit landen die bij de Eerste Wereldoorlog betrokken waren geweest en de gehardheid van Duitse communisten die in een concentratiekamp hadden gezeten. ‘Velen hadden geen flauw benul van wat hun in Spanje te wachten stond en ze konden zich maar heel moeilijk voegen naar het regime van gestaalde Duitse communisten. Aan het front ondervonden ze niet de kameraadschappelijkheid waarop ze hadden gerekend.’
Zo werd Spanjestrijder Cor Dekker (1904-1942) naar eigen zeggen ‘niet eens te woord gestaan’ toen hij zijn Duitse superieuren na ruim een jaar vechten om een verlof in Nederland verzocht. ‘Dat heeft ons verbitterd’, schreef Dekker naderhand in de brochure Lotgevallen in Spanje. Hij besloot, als een van de vele Nederlanders, te deserteren. Tot misnoegen van veel ‘links georiënteerden’ thuis. ‘Zij moeten zich eens in mijn plaats indenken’, schreef Dekker in zijn brochure. ‘Zij moesten eens dertien maanden in eeuwig levensgevaar verkeerd hebben, hun kameraden met schoppen en bezems bijeengeschept hebben, dagen honger geleden of slecht voedsel gebruikt, stapels rottende lijken van mannen, vrouwen en kinderen hebben gezien om daarna, toen ze iets kwamen verzoeken, als bedelaars te worden weggestuurd.’ Veel van de Duitse officieren maakten na de oorlog carrière in de DDR.
Eind 1938, een halfjaar voor de zege van Franco’s nationalisten, keerden de laatste 250 Nederlandse brigadisten per trein terug naar Nederland — als onderdeel van een vertwijfelde poging van de Volkerenbond om de burgeroorlog te ‘deïnternationaliseren’. In Roosendaal werden ze gefêteerd op zuurkool met spek. Verschillende Kamerleden maakten bezwaar tegen deze aanslag op de staatskas.
Sommige veteranen kregen hun Nederlandse nationaliteit terug, omdat ze zich verdienstelijk hadden gemaakt in het verzet. Anderen moesten nog decennia wachten op rehabilitatie.
Een enkeling, zoals Herman Scheerboom (1912-2010), accepteerde later ook de Spaanse nationaliteit, die de democratische Spaanse regering aan alle Spanje-veteranen had aangeboden. Bij zijn uitvaart werd de vlag van de Internationale Brigades – afkomstig uit de collectie van het IISG – over zijn kist gedrapeerd.
Kijk op spanjestrijders.nl voor een overzicht en biografieën van betrokkenen bij de Spaanse burgeroorlog.