Hoeveel moeten we weten van de terrorist?
Leiden
‘Over het motief van de dader is nog niets bekend.’ Die zin is de afgelopen weken vaak opgedoken in de media. Telkens wanneer zich een aanslag of een schietpartij voordoet, vraagt men zich af of we hier te maken hebben met terrorisme. Die vraag is des te relevanter geworden sinds Europa met enige regelmaat wordt opgeschrikt door aanslagen met een jihadistisch motief.
We willen weten waarom iemand besluit met een vrachtwagen op een mensenmassa in te rijden, medereizigers te lijf gaat met een bijl, of om zich heen schiet in een winkelcentrum, concertzaal of op een redactie. Wat zijn dat voor mensen? Tv-zenders, kranten en tijdschriften komen zo gauw ze kunnen met foto’s en uitgebreide profielen van daders. Elk snippertje informatie wordt verpakt in een artikel: ‘Wat we weten over de aanslag in …’.
Al langer gingen er stemmen op om daarmee op te houden. De aandacht voor de daders kan er alleen maar toe leiden dat anderen hun voorbeeld volgen en het speelt ISIS in de kaart.
De Franse omroep BFMTVen de Franse krant Le Monde geven nu gehoor aan die oproepen. Ze tonen geen foto’s meer van terroristen. Beide media lieten deze week weten niet langer te willen meewerken aan het uitlokken van religieuze spanningen in het Westen, en postume verheerlijking van de daders te willen voorkomen.
complotdenkers
Volgens Daan Weggemans, terrorismedeskundige verbonden aan de Universiteit Leiden en het Internationaal Centrum voor Contraterrorisme, is dat geen vreemde redenering. De keuze van deze Franse media strookt met het idee dat terrorisme bestaat bij de gratie van aandacht. Door foto’s niet te verspreiden, zou de impact van de aanslag kleiner kunnen zijn en verschaf je de terrorist geen ‘status’ door allerlei details over hem te delen. Weggemans: ‘Er is zeker een copycateffect. Iemand die ziet dat een terrorist zo veel aandacht krijgt, kan denken: dat wil ik ook. Hij is net zo’n jongen als ik dus als hij het kan, kan ik het ook.’ De organisaties achter de aanslagen verheerlijken dat geweld, zegt hij. ‘Je ziet regelmatig foto’s of posters van ISIS voorbijkomen waarop staat: deze martelaar is gestorven voor het hogere doel, we zullen hem eeuwig dankbaar zijn.’
Dat betekent niet dat er in de media geen aandacht moet worden besteed aan terroristische aanslagen en de daders, zegt Weggemans. De media moeten hun publiek immers ook voorlichten over wat er gebeurt in de wereld. Maar te weinig informatie delen, kent een keerzijde. Complotdenkers kunnen helemaal losgaan, want als ‘ze’ dit al achterhouden, wat wordt er dan nog meer verzwegen?’
Informatie over de dader hebben is ook nodig voor de verwerking. ‘Als je weet waarom iemand het heeft gedaan, weet je beter hoe je naar de situatie kunt kijken.’ Het evenwicht tussen te veel en te weinig informatie delen, is delicaat, stelt Weggemans. ‘Als de laatste ontwikkelingen “op” zijn en je gaat toch door met de extra nieuwsuitzendingen, wordt het bijna speculeren. Informatie wordt soms te vroeg naar buiten gebracht. Ook dat kan leiden tot argwaan en angst. Kijk maar naar München, waar aanvankelijk sprake was van drie daders. Dat bleken geruchten te zijn, maar zie die maar eens te ontkrachten.’
kwetsbaar
De Franse journalist David Thomas, jihadexpert, reageerde kritisch op het besluit van Le Monde en BFMTV. Het zou volgens hem beter zijn geen foto’s meer te publiceren die politieke onmacht uitdrukken. Zoals de foto die sinds het bloedbad in Parijs van november 2015 de wereld over gaat: een huilende agent die steun zoekt bij een collega. Weggemans kan dat voor een deel begrijpen. ‘Het hangt natuurlijk af van de context. Kwetsbare foto’s kunnen ook een gevoel van saamhorigheid oproepen. De spierballentaal over oorlog met terroristen kan ook contraproductief werken. Maar of je huilende agenten moet afbeelden? Want als zij het al niet meer weten, wie dan nog wel?’ <
Hoofdredacteur Sjirk Kuijper: ‘Met name zelfmoordterroristen moeten we niet de naam en spraakmakendheid geven die ze willen, door uitgebreide daderprofielen te plaatsen. Ik vind dat we daar als krant zeer terughoudend in moeten zijn. Lezers hebben het recht te weten of het om een religieus gemotiveerde daad gaat, maar meestal is het een combinatie van factoren die iemand tot zijn daad brengt. We zouden hem geen eer aan moeten doen door hem postuum te portretteren. Het feit dat de jongen in München zich duidelijk liet inspireren door soortgelijke shootings, onderstreept voor mij de noodzaak om wel iets te zeggen over de motieven en de achtergrond, maar de persoon niet uitbundig in het nieuws te brengen.’
Adjunct-hoofdredacteur Pieter Klok: ‘Ik vind het een rare redenering dat je iemand zou verheerlijken door over hem te schrijven. We schrijven ook over Erdogan en hem verheerlijken we ook niet. We willen weten wie de mensen achter de aanslagen zijn en wat hen drijft, dus onze lijn blijft dat we foto’s laten zien en zo precies mogelijk beschrijven wie het zijn. Dat is ook relevant voor de lezer. Het probleem bij dit soort gebeurtenissen is dat je niet direct weet wat de motieven van de dader zijn. Als we bijvoorbeeld hadden geweten dat het neergestorte vliegtuig van Germanwings geen aanslag maar een zelfmoord was, hadden we ook andere verhalen gemaakt. Het doorslaggevende criterium blijft journalistieke relevantie.’
Verklaring van de hoofdredactie op de website: ‘Wij willen in woord en beeld recht doen aan twee belangen. Aan de ene kant moeten we de juiste nieuwsfeiten correct brengen en de context goed schetsen. Daders en de analyse van hun motieven kunnen cruciale elementen zijn voor de grondige en genuanceerde journalistiek die we nastreven. Anderzijds willen we geweld en de plegers van gewelddaden niet verheerlijken en willen we slachtoffers respecteren. Daarom zijn we terughoudend bij het tonen van propagandamateriaal, het geven van te expliciete details van aanslagen en het tonen van individuele slachtoffers. Wat we wel en niet plaatsen, willen we per geval afwegen, rekening houdend met deze beide belangen.’