Geheime diensten EU wekelijks naar Den Haag
Amsterdam
De bijeenkomsten zijn een initiatief van de Nederlandse AIVD, die tot 1 juli voorzitter was van de Counter Terrorism Group (CTG), aldus bronnen rond het kabinet tegenover de Volkskrant. Op hun verzoek wordt de locatie van de bijeenkomsten om veiligheidsredenen geheimgehouden.
Het Europees delen van inlichtingen was tot de aanslagen in Parijs, november 2015, een heikel punt. Het gebeurde wel, maar niet gestructureerd en multilateraal. De Belgische inlichtingendienst VVSE onderhoudt bijvoorbeeld bilaterale contacten met 93 diensten in 69 landen, verdeeld over vijf continenten. In dat netwerk gingen in 2015 zo’n 16.000 berichten over en weer, volgens de VSSE. Geheime diensten zijn geneigd informatie selectief te delen, uit angst hun bronnen prijs te geven. Ook speelt de zogenoemde ‘derdelandregel’ mee: landen mogen informatie van een bevriend land niet met andere landen delen. Maar ‘Parijs’ heeft de zaken veranderd. Daarna is er echt werk gemaakt van het Europees uitwisselen van inlichtingen over terroristische groepen en personen.
database
In januari zei AIVD-hoofd Rob Bertholee dat dertig Europese geheime diensten een platform voor informatie-uitwisseling zouden opzetten. Deelnemende landen zijn de veiligheidsdiensten van de lidstaten van de Europese Unie plus Noorwegen en Zwitserland. De opgezette database werd in het begin nauwelijks gevuld, vanwege de cultuur om niet alles te delen. In de database plaatsen landen informatie over alle Europese personen die zich hebben aangesloten bij jihadistische organisaties. Deze informatie is altijd beschikbaar. Zo kan worden gekeken of andere geheime diensten ook informatie hebben over potentiële aanslagplegers.
Daarnaast zijn er de fysieke bijeenkomsten met inlichtingenofficieren ontstaan. De winst daarvan is, zeggen bronnen, dat het veel makkelijker is om kruisverbanden te leggen. Een voorbeeld: de Franse geheime dienst ziet dat leden van een terroristische cel ineens naar Engeland gaan en de Duitse diensten zien dat de communicatie tussen een geradicaliseerde groep en een locatie in Londen toeneemt. In plaats van dat andere diensten deze inlichtingen zonder context ontvangen, kunnen ze nu direct gaan kijken naar verbanden. De Britten kunnen informatie geven over de locatie in Londen, de Nederlanders bijvoorbeeld over bewegingen in Nederland. Ook is doorvragen en analyseren mogelijk. <