Natuur: Leliën-van-een-dag
Voor fraaie teunisbloemen moet je ’s avonds op pad. Want vanaf een uur of zes biedt de plant verse lichtgele bloemen. Overdag vind je alleen verfomfaaide en verwelkte bloemen die een of twee avonden terug nog een heerlijk geurtje afgaven om nachtvlinders, bijen en zweefvliegen te trekken.
Aan het begin van de zomer bloeien zo veel planten tegelijk dat iedere plant flink haar best moet doen om goede bestuivers te trekken. Een beproefde tactiek is om slechts een paar uur per dag te bloeien. Want als je gedurende korte tijd relatief veel nectar biedt, dan kun je het op dat tijdstip winnen van je concurrenten, die de hele dag door een heel klein beetje zoetigheid afgeven. Daarom zijn de bloemen van morgensterren alleen ’s ochtends open en paardenbloemen juist midden op de dag. De teunisbloem, avondkoekoeksbloem en kamperfoelie zijn opvallende avondbloeiers.
De zoete geur van de teunisbloem doet aromakenners denken aan rozenhout en met deze eigenaardige geur trekt de plant vooral pijlstaartvlinders, gamma-uiltjes en andere nachtvlinders. Deze insecten hebben een lange tong, dus ze kunnen gemakkelijk bij de nectar die helemaal onder in de kelkbuis wordt geproduceerd.
De lichte bloemen vallen ’s nachts aardig op. Overigens zijn de bloemen voor insecten niet egaal geel. Want de vier gele kroonbladeren weerkaatsen ultraviolet licht, behalve aan de voet. Het resultaat is dat insecten een donker hart zien, dat fel afsteekt tegen de lichte rand. De vlinders zien dus in één oogopslag waar ze nectar kunnen halen.
De teunisbloem is een typische zandplant, die op voedselarme bodems prima uit de voeten kan. De plant is algemeen in alle duingebieden, maar ze floreert ook in wegbermen, op kapvlakten en braakliggende zandgronden. Zij is een pionier, die gemakkelijk kale plekken kan koloniseren.
De teunisbloem is een tweejarige plant die een dikke penwortel vormt. Zij overwintert als rozet, doorgaans met fraaie, dieprode bladeren. In het tweede levensjaar vormt ze een bloeistengel. De eerste bloemen verschijnen half juni en de plant kan tot diep in de nazomer blijven bloeien. Iedere stengel zorgt voor tientallen bloemen, maar iedere bloem bloeit slechts één avond en één nacht.
Teunisbloemen stammen uit Noord-Amerika. De planten zijn aan het begin van de zeventiende eeuw uit Virginia naar Europa gebracht. De dikke penwortel werd destijds als groente gegeten. De teunisbloem is eveneens gebruikt in de volksgeneeskunde: zowel de bladeren als de penwortel werden verwerkt in een bloedzuiverend middeltje.
We kennen in Nederland drie soorten: de kleine, middelste en grote teunisbloem. Elders in Europa groeien nog veel meer soorten. Bijzonder is dat veel Europese soorten wel afstammen van Amerikaanse voorouders, maar dat zij in Amerika niet voorkomen. De grote teunisbloem is daarvan een fraai voorbeeld. Met deze plant heeft de Amsterdamse botanicus Hugo de Vries (1848-1935) erg veel experimenten gedaan. Hij bestudeerde de erfelijkheid bij planten en hij ontwikkelde met de grote teunisbloem zijn mutatietheorie, omdat hij sprongsgewijze veranderingen zag.
Het bijzondere van teunisbloemen is dat vrijwel alle soorten in feite bastaardsoorten zijn, met twee complete pakketten erfelijke eigenschappen. Normaal krijgt iedere nakomeling een willekeurige combinatie eigenschappen, deels van vaderszijde en deels van moederszijde. Maar bij teunisbloemen vormen de chromosomen van vaderszijde (uit de stuifmeelkorrels) en de chromosomen van moederszijde (uit de zaadcellen van het vruchtbeginsel) samen een ring en zo komen twee complete pakketten in de nakomeling terecht. Bij teunisbloemen is zelfbestuiving eerder regel dan uitzondering, zodat vrijwel alle nakomelingen van een bastaardsoort echte klonen zijn, met exact dezelfde erfelijke eigenschappen als de moederplant.
Als er toch kruisbestuiving optreedt, krijg je vaak nieuwe duo’s van erfpakketten. Als er af en toe sprongsgewijs veranderingen optreden in het erfelijke materiaal, kun je als botanicus natuurlijk je hart ophalen. Hugo de Vries was de eerste bioloog die deze sprongsgewijze veranderingen ‘mutaties’ noemde.
De naam teunisbloem is te danken aan Sint Antonius, een woestijnheilige die op 13 juni 1231 in Padua is gestorven. In de Rooms-Katholieke Kerk is 13 juni de feestdag van Sint Antonius en rond die datum begint de teunisbloem net te bloeien. Bovendien is Antonius officiële attribuut een lelie en de teunisbloem lijkt natuurlijk wel een beetje op een lelie.
Tegenwoordig staat de naam teunisbloem in alle flora’s, maar amper honderd jaar geleden had deze plant nog vijftien verschillende namen. Sint Teunisbloem was inderdaad de meest gebruikte naam, maar in Zuid-Limburg sprak men over ‘tabaksbloem’. Blijkbaar gebruikte men de bladeren als surrogaattabak. Uit de Hollandse duinstreek stamt de naam ‘patrijskruid’; waarschijnlijk voerde men de bladeren aan patrijzen.
De mooiste volksnamen verwijzen naar de ultrakorte bloeiperiode: op Walcheren sprak men over ‘leliën-van-een-dag’ en in de Achterhoek over ‘vier-en-twintig-uursbloemen’. De meeste namen zijn te danken aan de nachtelijke bloei: ‘nachtbloem’, ‘nachtkaars’ en ‘nachtpitjes’. Uit Zeeuws-Vlaanderen komt ‘nachtschoone’ en de Vlamingen noemden de teunisbloem ‘schone bij nacht’. In Amerika heet de plant evening primrose ofwel ‘avondsleutelbloem’.
Als je een bewegende plant wilt zien, let dan eens op teunisbloemen. Zoek op een zonnige zomeravond naar een zandige groeiplaats met lichtgele bloemen, die amper een minuut nodig hebben om zich te openen.
Alle bloemknoppen zitten in een kluitje aan de top van de stengel. Aanvankelijk staan ze keurig verticaal. Maar als een knop bijna opengaat, buigt de bloemsteel en dan staat de knop vrijwel horizontaal. Als een van de vier kelkblaadjes een beetje begint te krommen, dan weet je dat die bloem bijna opengaat. De vier kelkblaadjes wijken en dan kunnen de vier gele kroonbladeren zich ontvouwen.
Je kunt dit proces versnellen door de toppen van de kelkblaadjes los te maken en naar achteren te vouwen.
Binnen een paar seconden zullen de kroonbladeren zich ontrollen en dan gaat de bloem in ongeveer een minuut tijd helemaal open.
De verse bloemen verspreiden een sterke, zoetige geur en je hebt grote kans dat daar binnen een paar minuten insecten op af vliegen.