Direct naar artikelinhoud

Onzekerheid gaat de Britten geld kosten

Het koersscherm van de Amsterdamse beurs. Beleggers reageerden vandaag negatief op de uitslag van het Britse referendum over een Brexit.

Het is een van de grootste dalingen die een munt ooit op een dag maakte. Het Britse pond verloor vandaag meer dan tien procent van zijn waarde, om later weer wat op te krabbelen. Daarmee staat de munt op zijn laagste punt sinds midden jaren tachtig. Een teken aan de wand, volgens tijdschrift The Economist. Het gekelderde pond zal leiden tot een recessie en zal veel banen verloren doen gaan.

Op korte termijn gaan de Britten die waardedaling zeker voelen. Het land is de afgelopen jaren steeds meer gaan leunen op de import. Het tekort op de betalingsbalans is opgelopen tot meer dan vijf procent van het bruto binnenlands product. Een goedkoper pond betekent weliswaar dat Britse producten goedkoper worden in het buitenland, maar voor de Britten zal zwaarder wegen dat de import tegelijkertijd veel duurder wordt.

Ook de Britse staat zal op korte termijn de gevolgen wellicht gaan voelen. Kredietbeoordelaar Standard & Poor's liet weten het land mogelijk als minder kredietwaardig te bestempelen, en concurrent Moody's hintte daar ook op. Afhankelijk van de mate waarin dat gebeurt, zullen beleggers mogelijk een hogere vergoeding eisen voor het lenen van geld aan de Britse staat. Dat kan in de papieren lopen, gezien het nog altijd forse tekort op de Britse overheidsbegroting.

Lange termijn
De echt grote gevolgen laten zich waarschijnlijk pas op lange termijn voelen. Met de uitslag van het referendum in de hand zal de Britse regering moeten onderhandelen in Brussel over de toekomstige handelsvoorwaarden. Het zal jaren duren voordat daar volledige duidelijkheid over is. Tot die tijd heerst de onzekerheid, en daar houden bedrijven niet van.

Neem de auto-industrie, traditioneel groot in het Verenigd Koninkrijk. Nu kunnen auto's vrijelijk naar het Europese vasteland verscheept worden - een belangrijke reden voor internationale autofabrikanten om hun fabrieken in het VK te vestigen. Het land fungeert zo als toegangspoort tot de Europese Unie. Ruim driekwart van alle auto's die in Groot-Brittannië worden gemaakt zijn bedoeld voor de export, vooral naar de EU.

Duurder
Als het land straks uit de Unie gaat, geldt in principe een tarief van 10 procent op auto's die vanuit Groot-Brittannië Europa binnenkomen. Bestaande fabrieken worden plots veel duurder en Groot-Brittannië zal bovendien uit de gratie raken van bedrijven die op zoek zijn naar nieuwe productieplekken. Wie garandeert hen dat een nieuw handelsverdrag nog gunstige voorwaarden geeft aan het Verenigd Koninkrijk?

Dat geldt ook voor veel andere sectoren: onzekerheid zal investeerders kopschuw maken en dus op termijn groei en banen kosten. In mindere mate is dat ook zo voor de EU: zolang onduidelijk is hoe de verhouding met de Britten eruit gaat zien, zullen investeerders de kat uit de boom kijken.

Naast de auto-industrie gaan telecom- en energiebedrijven, de metaalindustrie en de financiële sector onzekere tijden tegemoet. Vooral die financiële sector ligt gevoelig: de Londense City geldt als een machtig bolwerk met veel goedbetaalde banen. DBNP Paribas, Morgan Stanley en JPMorgan zouden alledrie al overwegen de City te verlaten.