Direct naar artikelinhoud

In de flat waar iedereen weg wil

Wietlucht, gespuug, wantrouwen en geen kerstboom meer met Kerst. Een flat in Overvecht is verloederd. Charlotte Huisman zoekt een verklaring in gesprekken met de bewoners.

Hal van de flat aan de Schooneggendreef in Utrecht. Sommige bewoners hielden de deur dicht, sommigen spraken slecht Nederlands, maar met de meesten volgde een goed gesprek.Beeld An-Sofie Kesteleyn

'DEUR NIET INTRAPPEN' staat er met hoofdletters op het rode bord bij de ingang van het portiek. Ik was die middag naar het noordelijkste puntje van de Utrechtse wijk Overvecht gereden. Aan de Schooneggendreef staat deze massieve tienhoogflat met blauwgroene en witte platen op de platte gevel. De gemeente wil in een kantoorgebouw ertegenover in juli een noodopvang voor asielzoekers vestigen. Ik ging erheen om de stemming over het besluit te peilen, maar het bord met de aparte tekst lokte mij dat portiek in. Ik bleef er een tijdje naar kijken. 'Het hangt er niet voor niets', bezwoer een Turkse dertiger, terwijl hij er naarbinnen ging.

Drie Turkse vrouwen met een hoofddoek gingen ook het portiek in; een Marokkaanse eind-twintiger met een dikke baard en een djellaba, en zijn vrouw in een lang, zwart gewaad gingen naar buiten. Een Roma-familie, een Kroatische man, een ouder echtpaar uit Georgië, een vrouw uit Kameroen met haar twee dochters kwamen door de hal, en enkele wat oudere autochtonen.

Onderkant

De toegangsdeur is inderdaad meerdere keren ingetrapt, hoorde ik, er is nu een camera op gericht. 'Soms worden we midden in de nacht wakker van getrap tegen de deur', vertelt de 36-jarige Wadi, die met zijn vrouw en drie kinderen op de begane grond woont. Hij behoort tot de minderheid van de bewoners van het portiek met een baan. Dat valt hem op, zegt de administratief medewerker van Tunesische afkomst.

Vuilnis wordt soms gewoonweg naar beneden gegooid, vertellen bewoners me. In de lift en in de kelderboxen liggen geregeld plasjes urine. Het trapportaal maakt een smoezelige indruk. Een boterham met kaas ligt verkruimeld over de treden, een half opgerookte joint en een leeg plastic snackbakje liggen op een tussenvloer.

'Hier woont de onderkant van de samenleving', zegt een Nederlandse man van begin veertig.

Ik moest denken aan al die portieken die ik in de loop van de jaren als verslaggever heb bezocht, in de grote steden, maar ook in flatwijken in Ede of Alphen aan den Rijn. Eigenlijk kun je bij binnenkomst al zien en ruiken hoe het ervoor staat. Je ziet een toegangsdeur met gebarsten glas, je ruikt een weeïge lucht in het trapportaal, je ziet vooral ook wantrouwende of zelfs vijandige blikken van bewoners.

Onderkant
Beeld An-Sofie Kesteleyn

Verloedering

In Overvecht hoor je op meer plekken klachten zoals in dit portiek. Op veel lijstjes bungelt de naoorlogse flatwijk onderaan. Er is een aantal schietincidenten geweest, moslimjongeren zouden er een verhoogd risico lopen op radicalisering. De werkloosheid is er hoger dan gemiddeld, het opleidingsniveau juist lager. Toch zijn er in het onnavolgbare stratenplan van dreven met eenvormige flats ook andere portieken.

Daar zijn de trapportalen wel fris geboend en doen bewoners meteen open zonder door het kijkgat te kijken. Twee portieken verder in dezelfde tienhoogflat is er al zo een, er wonen vooral ouderen. 'Wij letten een beetje op elkaar en zijn hier prima tevreden', zegt een man op leeftijd die er ruim 35 jaar woont.

Zo moet het geweest zijn in de jaren zestig en zeventig, toen de middenklasse in de pas neergepote woonblokken neerstreek, blij als een kind met de centrale verwarming en een voor die tijd state-of-the-art keuken. Zoals mijn ouders, die in 1970 de eerste bewoners waren van een achthoogflat in het Groningse Vinkhuizen, met mij, als baby. Pas toen mijn vader een aanstelling had gekregen als wetenschappelijk medewerker, was de flat voor hen betaalbaar. Er woonden bijna alleen hoogopgeleiden. De gemeenschapszin en het idealisme waren groot in die tijd, vertelt mijn moeder met enige nostalgie. Met andere moeders zette ze er een peuterspeelzaal op, zodat de flatkinderen met elkaar konden spelen. Maar ook daar heeft inmiddels de verloedering toegeslagen.

Wij letten een beetje op elkaar en zijn hier prima tevreden
Bewoner

Waar zit het hem in, vroeg ik me af. En valt het tij te keren als het eenmaal mis is?

De Utrechtse woonwethouder Paulus Jansen (SP) heeft wel een antwoord. Corporaties mogen de woningen in deze flat sinds 2011 vrijwel alleen nog toewijzen aan bewoners die minder verdienen dan 35 duizend euro per jaar. Bewoners met een hoger inkomen kunnen nauwelijks nog aanspraak maken op sociale woningbouw, besloot het toenmalige kabinet. En dat werkt volgens de wethouder verdere segregatie in de hand.

'Passende' toewijzing

'De doorstroming in dit soort complexen is hoger dan gemiddeld, daarom is het effect ook snel merkbaar', zegt de wethouder. 'Vroeger konden corporaties dit soort flatwoningen ook toewijzen aan gezinnen die anderhalf keer modaal verdienden.' Sinds dit jaar zijn corporaties bovendien verplicht om woningen 'passend' toe te wijzen: dus de goedkoopste woningen gaan naar de woningzoekenden met de krapste beurs. En dat maakt verschil. Het loopt volgens hem beter in zo'n complex als bewoners met problemen wonen naast mensen die zelf hun broek ophouden. 'Maar wie ietsje meer verdient, komt er niet meer in.'

Het klinkt logisch. En ook niet geheel onverwacht uit de mond van een SP-wethouder. Maar betekent armere inwoners automatisch achteruitgang? Wat doen de bewoners zelf om de neergang te stoppen? Kúnnen ze iets?

Met die vragen in mijn hoofd ging ik alle veertig lichtblauw geverfde deuren van het portiek af, vier per verdieping, de een met afbladderende verf en een kapotte bel, de ander met een knus rieten hart eraan gehangen. Sommigen hielden hun deur gesloten, maar met veel bewoners had ik een goed gesprek.

'Passende' toewijzing
Beeld An-Sofie Kesteleyn

Bespuugd

Om de pols van mevrouw Hof, 82 jaar, zit een armband met een alarmknop, op het bijzettafeltje liggen doosjes medicijnen. Ze is al 34 jaar bewoonster van een woning op de begane grond. Geërgerd wijst ze op de broodresten op het gras voor haar balkon: 'De ratten hier zijn zo volgevreten dat ze het niet meer op kunnen.' Ze heeft vaak genoeg gebeld met de huismeester over alle rotzooi, maar ze kan toch niet bezig blijven?

Zij wil zich niet laten wegjagen van haar vertrouwde stek, maar het wordt haar niet makkelijk gemaakt. Een half jaar geleden wilde zij het portiek binnengaan met haar scootmobiel. 'Ik ging blijkbaar niet snel genoeg naar binnen naar de zin van die man. En toen kwam er een dikke klodder naar me toe.'

Haar twee zoons, die elders wonen, waren woest toen ze hoorden dat hun moeder was bespuugd. Ze wilden de dader te grazen nemen. Sindsdien vertelt mevrouw Hof niet meer alles. 'Ik ben bang dat ze dan gekke dingen gaan doen.'

Als ze 's avonds in haar bed ligt, komt dat moment steeds weer terug. 'Ik kom die man bijna dagelijks tegen', zegt ze met een gepijnigde uitdrukking op haar gezicht. 'Er komen telkens andere bewoners in de flat. De meesten zijn toffe mensen en met de meeste buitenlanders kan ik goed overweg. Maar er zijn wel enkele héél rotte appels.'

Onder: mevrouw Hofs (82). Ze belde vaak met de huismeester over de rotzooi die over het balkon wordt gesmeten. 'De ratten hier zijn zo volgevreten dat ze het niet meer op kunnen.'Beeld An-Sofie Kesteleyn
Bespuugd
Beeld An-Sofie Kesteleyn

Ergernissen

Er ging een zucht van verlichting door het portiek toen vorig jaar enkele notoire overlastgevertjes in een pleeggezin zijn geplaatst. Het is nu een stuk rustiger.

Maar toch. Er woont een vrouw in dit portiek, zo wordt gefluisterd, die 's avonds mannen ontvangt voor seks tegen betaling. Vorige zomer brandde een woning bijna uit omdat een gezin in de woonkamer aan het barbecueën was. Een bewoner vertelt hoe hij soms door de dunne muren hoort hoe de buurvrouw wordt geslagen.

Spreken de bewoners elkaar daar weleens op aan? Bij simpele ergernissen? Kijk eens wat er voor de deur staat, een kinderwagen, een wasrekje met dampende kleren of een plastic zak van de Action met gebruikte luiers erin. Veel bewoners ergeren zich eraan, hoor ik, maar lang niet iedereen lukt het om er recht in het gezicht van de buren iets van te zeggen.

Mevrouw Van Wijk, geboren in 1927, steunt op een rollator als ze de deur opent. In 1966 kwam ze op de hoogste verdieping wonen. De flat was toen net opgeleverd. Ze heeft er geen behoefte aan om te praten over wat er is veranderd de afgelopen vijftig jaar. 'Maar als u bij de buurman aanbelt, vraagt u hem dan even of die vuilniszak bij de trap van hem is', zegt ze als ze de deur sluit.

Brave huisvader

Als deze buurman, een 33-jarige Nederlandse man met een bleek gezicht en kort stekelhaar, opendoet, drijft een stevige wietwalm de hal in. Van de vraag van de buurvrouw over de vuilniszak is hij niet gediend. 'Dat kan ze me toch zelf vragen', gromt hij. Hij vertelt dat hij een rotjeugd heeft gehad in een dorp vlak bij Utrecht. Een lieverdje is hij niet altijd geweest, foute vrienden en zo. Maar nu is hij een brave huisvader, zegt hij zelf. En met wat er verder gebeurt in het portiek houdt hij zich niet bezig.

Eigenlijk doet bijna elke bewoner dat. De bewoners bemoeien zich nauwelijks met elkaar. Er zijn grote onderlinge verschillen in cultuur en leeftijd, er is het grote verloop waar wethouder Jansen het over had. Maar bovenal is er dit: je maakt je er niet populair mee als je medebewoners aanspreekt op hun gedrag.

Buitenstaanders

De 41-jarige Muna Ismael, een hartelijke vrouw van Somalische afkomst, vertelt erover terwijl ze een kop thee inschenkt. Net heeft ze haar baby Khadra van zeven maanden gevoed en nu is ze bezig een Ikea-bijzettafel in elkaar te zetten. 'Mijn man zei er wat van, toen mensen rotzooi naar beneden hadden gegooid. Toen antwoordden ze: Ben jij de burgemeester van de flat of zo?'

Sindsdien houden ze zich liever afzijdig. In de tien jaar dat zij in de flat woont, zijn de bewoners er niet netter op geworden, vertelt ze. Ze had hier een aardige Nederlandse buurvrouw. 'Zij was een vriendin, maar ze is verhuisd. En die oude aardige Marokkaanse buurman is ook al weer vertrokken.' Nu heeft ze met bijna niemand nog contact in de flat. En ja, Muna merkt dat haar kleding op dit moment in haar nadeel werkt.

Ze draagt een lang gewaad dat ook al haar haren bedekt. 'Soms kijken mensen naar me met een vies gezicht, denken ze dat ik van IS ben, misschien', zegt ze. 'Maar ik bedek m'n lichaam alleen, voor Allah.' Voor haar zoon is het niet leuk, zegt ze, al dat 'moslim dit, moslim dat', in Nederland. Ze voelen zich soms eenzaam, een buitenstaander.

Muna Ismael (41), die niet herkenbaar op de foto wil, had een aardige Nederlandse buurvrouw en een dito Marokkaanse buurman. Maar die zijn verhuisd. Nu heeft ze nog met bijna niemand contact in de flat.Beeld An-Sofie Kesteleyn

Omslagpunt

Muna en haar man zijn gestudeerde mensen. Ze zegt het uit zichzelf, met nadruk. Zij heeft voor verpleegster geleerd, haar man weet alles van rechten. Ze heeft nooit van een uitkering geleefd, daar is ze te trots voor.

Voor Muna en haar man is er een duidelijk omslagpunt geweest. Eerst voelden ze zich betrokken bij de flat, woonden ze er prettig en wilden ze dat zo houden. Dat veranderde toen degenen verhuisden met wie ze goed contact hadden. En toen haar man erachter kwam dat zijn bemoeienis, of betrokkenheid, niet werd gewaardeerd. Ook bij andere bewoners merk je dat ze de moed hebben opgegeven en zich terugtrekken. Of zich machteloos voelen, zoals mevrouw Hof. Dan gaat de sfeer in zo'n portiek snel achteruit.

Wat bepaald niet helpt: niet alle allochtone bewoners zijn zo toegankelijk en spreken zo goed verstaanbaar Nederlands als Muna. De Marokkaanse vrouw met een grijze hoofddoek die een verdieping lager de deur opent, spreekt de taal nauwelijks. Een jonge Marokkaanse bewoonster in een volgende woning verontschuldigt zich voor haar gebrekkige Nederlands. Ze is ook nog maar net in Nederland. In september is ze getrouwd met een Nederlandse Marokkaan. Zo is ze in de flat terechtgekomen in een land waar ze niemand kent. Ook een oude Turkse bewoner een paar deuren verder is de Nederlandse taal niet machtig, evenmin als de oudere Vietnamese vrouw een verdieping daaronder.

Omslagpunt
Beeld An-Sofie Kesteleyn

Verloop

De meeste bewoners hebben bovendien hun handen vol aan hun eigen sores. Een 28-jarige Roma-vrouw, die de deur opent slechts gekleed in een lang T-shirt, vertelt dat zij met haar man en vier kinderen sinds twee jaar in de flat woont. Het gezin leeft van Wajong-uitkeringen. Zij is afgekeurd na een auto-ongeluk, haar man heeft een spierziekte. Ook haar vier kinderen zijn ziek. 'Het is moeilijk, veel zorgen, en we komen bijna niet rond', zegt ze. Het gezin heeft al last gehad van een lekkage vanwege een wietplantage in de woning boven hen. Ze zou wel weg willen, maar voor hen is verhuizen moeilijk.

Het verloop onder de bewoners is groot. Veel bewoners willen wel maar kunnen niet weg. De huren zijn met zo'n 600 euro niet laag, maar wie verhuist moet vaak zo een paar honderd euro meer betalen voor de andere woning, zo snel zijn de huren gestegen.

'Je krijgt geen andere woning van de gemeente. Mensen die goed willen, worden gewoon verplicht om in zo'n buurt te wonen', zegt een vrouw verontwaardigd.

Volgens woningcorporatie Mitros heeft wethouder Jansen gelijk als hij zegt dat in dit soort woningen nu meer mensen wonen met de laagste inkomens. Maar dat dit meteen tot meer probleemgevallen leidt, is volgens de woordvoerster 'te kort door de bocht'.

Verloop
Beeld An-Sofie Kesteleyn

Sfeer

De sfeer verschilt volgens haar per portiek, er zijn inderdaad enkele lastige. 'Daar kun je allerlei projecten op zetten, als portiekgesprekken en bewoners leren elkaar aan te spreken op slecht gedrag, maar het haalt weinig uit.' Het is volgens de woordvoerster 'de dynamiek van zo'n portiek' die de sfeer bepaalt. Als er eenmaal één ruit is ingegooid, volgen er meer. Een aantal incidenten kan een stempel drukken op de sfeer.

Dan klinkt er geblaf in de hal, de honden blijken van een van de meest opvallende bewoners. 'Vroeger woonde er toch een ander soort mensen in de flat', zegt Pierre Dessauvagie, terwijl hij zijn Mechelse herders de lift in manoeuvreert. 'Meer Nederlanders. Meer leuke mensen. Ik heb nog maar met een paar mensen contact.'

Pierre Dessauvagie (79) met zijn buurvrouw Trudie van der Stroom (50). 'Mensen klagen als ik in de lift rook, waarom toch?', vraagt hij zich af. 'Vroeger woonden hier meer leuke mensen. Meer Nederlanders.'Beeld An-Sofie Kesteleyn

Inbraken

De 79-jarige man met een Indische achtergrond nodigt me uit in zijn flat waar hij al 25 jaar woont: tot zo'n tien jaar geleden met zijn vrouw, na haar overlijden alleen. Hoewel alleen. Voor zijn twee Mechelse herders en een bastaardhond heeft hij oude matrassen in zijn slaapkamer gelegd, zelf slaapt hij op de bank waarvan het kunstleer op een aantal plekken is weggesleten. Ook de vloer oogt gehavend. Dessauvagie zit in de schuldsanering.

Erg fris ruikt het er niet en het huis is vervuild. 'Als je je huis schoonmaakt, heb je geen tijd om te leven', zegt Dessauvagie, terwijl hij een shaggie rolt. 'Mensen klagen als ik in de lift rook, waarom toch?', vraagt hij zich af.

Buurvrouw Trudie van der Stroom (50) zit op zijn computer een actiefilm te kijken. De stevige vrouw is arbeidsongeschikt. Artrose, zegt ze. De twee zijn bijna altijd samen. In de flat waar iedereen eigenlijk weg wil, waar niemand zich meer met elkaar durft te bemoeien, hebben ze elkaar gevonden.

Dessauvagie vertelt dat er de afgelopen jaren drie keer bij hem is ingebroken, toen hij de honden aan het uitlaten was. 'Dat moet wel iemand uit de flat zijn geweest, die zag dat ik de honden ging uitlaten.' Vorige week is hij om de hoek beroofd van zijn oude Nokia. Dessauvagie weet dat het anders kan, dat het anders was. Tot een paar jaar geleden nog zette hij elk jaar met Kerst een versierde boom in de hal. Tot die een keer is omgegooid en over de vloer is gesleurd. 'Sindsdien doe ik dat niet meer.'

Inbraken
Beeld An-Sofie Kesteleyn

Bloemen

Dessauvagie stemt PVV en heeft zich aangesloten bij Pegida, de anti-islambeweging uit Duitsland. 'Ik steun hun idee voor minder islam', zegt hij. 'Toen de Indo's in de jaren vijftig in Nederland kwamen, werd ik uitgescholden voor pinda, poepchinees. Maar wij gedroegen ons wel. Dat is met sommige allochtonen in deze flat wel anders. Er zitten buitenlanders in de flat die oké zijn, maar bepaalde figuren hier sporen niet.'

Dat is dus de dynamiek van het portiek. Geen kerstboom meer met Kerst. Een oudere mevrouw die in haar gezicht wordt gespuugd. Wie zou hier niet willen vertrekken? Velen wonen er tegen wil en dank, iets anders is gewoonweg niet binnen hun bereik. De onverschilligheid van de ene bewoner draagt bij aan de moedeloosheid van de andere.

Dessauvagie vertelt dat hij altijd namens de bewonerscommissie bij nieuwe bewoners een bloemetje kwam brengen om hen welkom te heten. Een paar jaar geleden is hij ermee gestopt. Nieuwe bewoners keken hem steeds vaker wantrouwend aan: wat kom je doen, moet ik soms betalen voor die bloemen? 'Dat is nu het probleem', zegt Dessauvagie, 'het gebrek aan sociale controle omdat mensen niet met elkaar omgaan. Ik wil contact, maar veel mensen willen geen contact. Dit portiek heeft meer openheid en vriendelijkheid nodig.'

Bloemen
Beeld An-Sofie Kesteleyn

Buitenlandse hangjongeren

Maar hoe krijg je dat voor elkaar? Ik praat erover met Selcuk Simsek, een boomlange dertiger van Turkse afkomst. Ik tref de begeleider van verstandelijk gehandicapten in de hal, op weg naar zijn auto. De mentaliteit van de bewoners moet veranderen, denkt hij. 'Ik blow ook af en toe, maar niet in de lift. Dan baal ik als mijn zoontje daar in die wietlucht zit. En ik hoor in dit portiek ook veel te vaak geboor. Er zal wel weer ergens iemand een wietplantage aan het aanleggen zijn, denk ik dan.'


Simsek vertelt in vlekkeloos Nederlands hoe hij als nieuwe bewoner werd uitgetest. 'Tegen een Marokkaanse rotjongen had ik netjes gezegd dat ik het niet tof vond als hij tomaten op mijn balkon gooide. Ik zei tegen zijn vader: 'Als je wilt, gaan we een potje vechten.' Ik had daar helemaal geen zin in, maar het heeft wel gewerkt. Sindsdien heb ik geen last meer. Ik denk dat ze denken: laat maar zitten met die lange, gekke Turk.'


De familie Simsek was een van de eerste Turkse gezinnen in Overvecht. Selcuk heeft nog met louter Nederlandse kinderen in de klas gezeten. Daarom weet hij dat het anders kan, de flat van zijn ouders in dezelfde wijk is wel netjes. 'Daar spuugt niemand op de grond. Daar hoor je niet de hele avond sirenes voorbijkomen.' Het is dat zijn gezin snel een woning nodig had, anders was hij niet in deze 'vieze' flat gaan wonen. Afkeurend wijst hij op het grauw gevlekte beton van het trappenhuis, waar een muffe lucht hangt.


Toen hij laatst in Turkije was, moest hij, op weg naar zijn appartement, langs een groep Syrische vluchtelingen. 'Ik voelde me daar niet prettig bij. Toen viel bij mij het kwartje. Ik mag die Wilders niet, maar ik begrijp heel goed dat Nederlanders het onprettig vinden om langs een groep buitenlandse hangjongeren te moeten lopen, zoals hier.'

Selcuk Simsek, een dertiger van Turkse afkomst. De flat van zijn ouders in dezelfde wijk is wel netjes, zegt hij. 'Daar spuugt niemand op de grond. Daar hoor je niet de hele avond sirenes voorbijkomen.'Beeld An-Sofie Kesteleyn

Noodopvang

'Soms kan het er na een paar jaar ook bijtrekken', zegt de woordvoerster van corporatie Mitros, 'als sommige bewoners zijn verhuisd.' Dan kan de 'dynamiek van het portiek' weer omslaan. Maar er is geen bewoner die ik spreek die daarin gelooft. Zeker nu de gemeente tegenover de flat een noodopvang voor asielzoekers wil openen.

Muna is een van de weinige portiekbewoners, met enkele andere ex-vluchtelingen, die voor de komst is van de noodopvang. 'Ik ben zelf de oorlog ontvlucht. Als ik op tv die vluchtelingen uit Syrië zie, moet ik huilen.'

De anderen zijn tegen. 'Doodeng', zegt de Roma-moeder, 'je weet niet wat voor een soort mensen daartussen zitten.'

Noodopvang
Beeld An-Sofie Kesteleyn

Steeds grimmiger

Vanuit het raam in haar woonkamer kijkt mevrouw Hof pal uit op het witte kantoorcomplex waar de noodopvang in juli moet openen. 'Er hangen nu al jongeren voor mijn raam. Bijna alle Nederlanders zijn weg. Het wordt hier steeds grimmiger. Wat als je straks vierhonderd van die gasten voor je deur hebt die hun eigen niet willen aanpassen...' Zo wankel als ze oogt, zo strijdlustig zijn haar woorden. 'Als het plan doorgaat, steek ik dat pand in de brand. Het is hun eigen schuld dat iedereen op Geert Wilders gaat stemmen.'

Dat het stadsbestuur zegt dat dit het enige geschikt bevonden pand in de stad is en dat het geen overlast gaat geven, gaat er niet in. Deze zwakke buurt kan de noodopvang er niet bij hebben, vinden de meesten. Ze voelen zich in de steek gelaten door de overheid. Het plan voor de noodopvang pal voor hun toch al belaagde deur bevestigt hun beeld dat de gemeente en andere instanties ze in de steek laten.

'Het is hier smerig, van alles is kapot, en corporatie Mitros pakt de daders niet aan', zegt een oudere Marokkaanse man, die er 23 jaar woont. 'Wat mij betreft mag de hele flat tegen de vlakte.'