Direct naar artikelinhoud

'Volksverheffing door onderwijs is geen oude koek'

Ger Groot: "Er is kennelijk iets anders in het spel, dat ik maar het 'Bildungs-moreel' zal noemen."

Het onderwijs is steeds minder een emancipatiemotor, constateerde de onderwijsinspectie. Niet alleen de samenleving is daar debet aan, volgens Ger Groot. "Zonder de dringende wil van een leerling en zijn omgeving om er iets van te maken, wordt het niks."

Volgens de officiële definitie ben ik een achterstandsleerling. Ouders met alleen lager onderwijs of misschien nog net vmbo-kader, zoals deze krant een paar maanden geleden schreef: ja, daar voldoe ik wel aan - al bestond er in de tijd waarin mijn vader leerplichtig was nog geen vmbo. 'Ambachtsschool' heette het toen.

Wat hem niet gegeven was, werd mij in de schoot geworpen. De nu zo vermaledijde jaren zestig openden voor honderdduizenden kinderen uit de mindere stand mogelijkheden die de eerdere generaties nooit hadden gehad. En die latere generaties ook niet meer krijgen zouden - zo lijkt het inmiddels. Met schrik stelde het onderwijsministerie onlangs vast dat scholing niet langer sociale emancipatie bewerkstelligt. Kinderen uit lagere klassen worden routinematig voorgesorteerd naar mindere opleidingen. Het hogere echelon wordt opnieuw het terrein van milieus die het tóch al goed hebben.

Eerlijk gezegd verbaasde mij dat niets. Al zo'n 25 jaar geleden heb ik voor deze krant eens proberen uit te zoeken hoe het toen zat met het percentage kinderen van lagere afkomst op de universiteit. De UvA wist me er niets over te vertellen. Al jaren geleden was de registratie gestopt: ouwe koek, de arbeidersemancipatie was toch voltooid? Intussen werd de verhouding tussen de geslachten tot ver achter de komma in de gaten gehouden.

Oude koek
Zo verdringt de ene emancipatie de andere. Met meisjes is het in de studentenbevolking de afgelopen decennia steeds beter gegaan - al vermoed ik dat ook zíj voornamelijk afkomstig zijn uit beter gesitueerde kringen. Het privilege van de rappere tong en vooral de vaste overtuiging récht te hebben op wat op het spel staat, doet wonderen. De ware nieuwkomers houden bedremmeld hun hand op in het besef dat wat zíj wensen helemaal hun 'recht' niet is, wàt de 'officiële geschiedenis' ook beweert.

Maar laat ik op mijn beurt 'de samenleving' niet beladen met alle schuld. Het optimisme van de jaren zestig boezemde bij de lagere klassen de overtuiging in dat een betere toekomst voor hun kinderen mógelijk was. En dus leerden ze die als wenselijk te zien en na te streven. Ik weet niet of die koppigheid nog altijd zo verbreid is. De toekomst is minder veelbelovend en de subculturen van wie voor een dubbeltje geboren zijn lijken me minder ambitieus.

Al jaren geleden was de registratie gestopt: ouwe koek, de arbeidersemancipatie was toch voltooid?

Met dat laatste moet je oppassen, want er zijn grote onderlinge verschillen. Om gekissebis te voorkomen, kijk ik naar op mijn Spaanse zwager en schoonzus, allebei docent in het middelbaar onderwijs, me vertelden. Ook in Spanje blijft de (voornamelijk allochtoonse) onderklasse vaak achter - maar dat geldt niet voor alle nieuwkomers. Kinderen uit Oost-Europa doen het over het algemeen heel goed - in scherp contrast met Zuidamerikaanse leerlingen. En dat in weerwil van het taalprobleem, vaak aangewezen als een van de belangrijkste achterstandsfactoren. In Zuid-Amerika spreken ze óók Spaans; in Roemenië of Oekraïne niet. 

Moreel
Er is kennelijk iets anders in het spel, dat ik maar het 'Bildungs-moreel' zal noemen. Het onderwijsaanbod kan nog zo goed zijn: zonder de dringende wil van een leerling en zijn omgeving om daar iets van te maken, wordt het niks. Dat moreel is in middenklasse-milieus min of meer vanzelf aanwezig. In lagere milieus hangt het af van sociale en economische omstandigheden - èn van de individuele instelling die nu eenmaal aan iedere statistiek ontsnapt. 

Misschien wreekt zich in het Spaanse voorbeeld opnieuw de wet van de versnellende voorsprong: wie reeds goed opgeleid is, zal zijn kinderen nóg hoger opstuwen. Want wát van het voormalig Oostblok ook gezegd kan worden, het onderwijs was er over het algemeen voortreffelijk. Een middenklasse mocht officieel niet bestaan, maar de 'Bildungs-geest' daarvan hield moedig stand. De jonge allochtoontjes in de klas van mijn familie profiteren ervan. 

Zo kan dit stukje toch nog defaitistisch eindigen: de duivel schijt zelfs onder allochtoonse leerlingen op de grote hoop. Maar ik ben een té dankbaar kind van de jaren zestig om het daarbij te willen laten. Daarom blijf ik geloven in volksverheffing als een van de grote opdrachten van onze samenleving. Voor tevreden zelffelicitaties en 'ouwe koek' is het nog veel te vroeg.

De ware nieuwkomers houden bedremmeld hun hand op in het besef dat wat zíj wensen helemaal hun 'recht' niet is, wàt de 'officiële geschiedenis' ook beweert.