Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

Cultuur

Een vliegende keep voor drie landen tegelijk

Johan Simons wilde alleen intendant worden als hij internationaal mocht samenwerken. Bochum is cruciaal voor zijn Rotterdamse plannen.

Het Schauspielhaus Bochem
Het Schauspielhaus Bochem

Er moeten internationaal vermaarde kunstenaars naar Theater Rotterdam komen om theater te maken. Choreografen als Alain Platel en Anne Teresa de Keersmaeker, regisseurs als Frank Castorf, Susanne Kennedy en Romeo Castelluci en beeldend kunstenaars als Hans Op de Beeck en Joep van Lieshout.

Dat blijkt uit een notitie die Johan Simons heeft geschreven in de aanloop naar de subsidieaanvraag bij het Rijk en de gemeente, die in het bezit is van NRC. Het Rotterdamse ensemble wil zijn plannen zelf pas na 1 maart bekendmaken, als ook een subsidie-aanvraag bij het Fonds Podiumkunsten is ingediend. Theater Rotterdam is een alliantie tussen de Rotterdamse Schouwburg, Ro Theater, Wunderbaum en Productiehuis Rotterdam. Johan Simons moet daar vanaf 2017 artistiek directeur worden.

„Theater Rotterdam koppelt een sterke lokale zichtbaarheid aan internationale straalkracht en grensoverschrijdende samenwerkingen”, schrijft Simons. Hij noemt als partnertheaters NT Gent, de Volksbühne Berlijn en Schauspielhaus Bochum. „Dankzij deze samenwerkingen zijn we financieel en logistiek in staat grootschalige producties met een grote internationale, meertalige cast op te zetten.” Van NT Gent is Simons tot 2021 artistiek directeur, afgelopen vrijdag benoemde het bestuur van het Schauspielhaus Bochum hem tot intendant vanaf 2018.

De uitdrukkelijke voorwaarde die de 69-jarige Simons stelde voor die benoeming was de ontwikkeling van dit internationale platform. In een intendantschap alléén is hij niet geïnteresseerd, vertelde hij vorige week. Dat kent hij al: van 2010 tot 2015 gaf hij leiding aan de grotere Münchner Kammerspiele. Hij ziet zichzelf als ‘vliegende keep’, die pendelt tussen de drie gezelschappen en uitwisseling van talent en kennis garandeert.

Zijn benoeming in Bochum lijkt wezenlijk voor de financiering van de ambities. Het Schauspielhaus, dat tot de top vijf van theaters in Duitsland behoort, heeft totale baten van ruim 22 miljoen euro, waarvan 18 miljoen subsidie. Dat is ruim meer dan de 11,5 miljoen euro die Ro Theater, Schouwburg en Wunderbaum opgeteld van Rijk en gemeente krijgen.

Toch kwam zijn voorganger in Bochum, Anselm Weber, in de financiële problemen. Die moest na zijn aanstelling in 2010 een tekort wegwerken van 1 miljoen. Dat was ontstaan doordat de lonen van de medewerkers en acteurs stegen, maar die hogere kosten niet door de gemeente werden gecompenseerd. Met een ensemble van vijftig acteurs is de loonkostencomponent een heel belangrijke. Ter vergelijking: Bochum heeft daarmee net zo veel acteurs als Toneelgroep Amsterdam en het Nationale Toneel bij elkaar opgeteld. Weber heeft voor zijn vertrek gewaarschuwd dat weer een tekort dreigt, omdat de gemeente weer verwachte loonstijgingen niet wil compenseren.

Simons wacht dus een zware klus in Bochum. De intendant dient bovendien (zelf en met gastregisseurs) zo’n twintig premières per jaar te realiseren. Simons zegt dat hij er zelf twee zal doen, waarvan één een coproductie met Gent en Rotterdam. In Rotterdam zal hij het ene jaar een grote muziektheatervoorstelling op locatie en het andere jaar een reisbare zaalvoorstelling maken. Daarnaast maakt hij een voorstelling in Gent. Hoe hij het allemaal kan combineren vanuit zijn woonplaats Varik is de vraag, maar hij noemt zich „een kei in organiseren”.

Het theater in Bochum vervult een belangrijke functie voor de stad en de regio en onduidelijk is wat het publiek in de oude industriestad wint met de sterke internationale oriëntatie. Datzelfde geldt voor Rotterdam: internationaal theater kan in de arbeidersstad niet per se op veel publieksbelangstelling rekenen.

Simons stelt in zijn notitie dat het Rotterdams gezelschap ook locatieprojecten zal organiseren en zich „met verschillende tentakels zal vastzuigen in de wijken van de grootstad”. Zo zal Wunderbaum voorstellingen opvoeren in bars, in dansscholen of op het station. En Marjolijn van Heemstra zal met het Rotterdams publiek projecten uitvoeren in de stad.

Maar of dat genoeg is om de Rotterdammers te winnen? Met uitzondering van de familievoorstellingen van Pieter Kramer waagt Theater Rotterdam zich niet aan populair toneel. Uit de notitie van Simons: „Theater Rotterdam wordt een stadstheater dat fantasie en radicaliteit inzet als instrumenten tegen vervlakking en commercialisering. Theater Rotterdam zet zich af tegen de entertainmentcultuur en toont aan dat denken een lust is.”