Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Opvoeden

Ontsnapt aan IS: de meisjes die wél terugkwamen

Duizenden yezidi-vrouwen zijn ontvoerd door IS. Wie terugkeert, vindt geen warm welkom.

Op 3 augustus 2014 vielen opstandelingen van IS de noord-Iraakse stad Sinjar aan in een poging hun zogenoemde ‘kalifaat’ verder uit te breiden. Eeuwenlang is Sinjar een centrum geweest van etnische en religieuze diversiteit, maar het is overwegend bewoond geweest door yezidi’s, een oude monotheïstische gemeenschap waarvan het gnostische geloof elementen bevat van Zoroastrianisme, christendom en islam.

In de weken volgend op de val van de stad voerden de soennitische militanten die de yezidi’s zien als duivelsdienaars een genocide uit, waarbij zij tienduizenden mensen vermoordden en meer dan 5.000 vrouwen ontvoerden, die ze later verkochten als (seks)slaven. Een jaar later spoorde Seivan Salim, een Iraakse fotografe, enkele van de vrouwen op die erin geslaagd zijn te ontsnappen. Ze portretteerde hen in de traditionele witte yezidi-bruidsjurk, een symbool van puurheid. Details die hen herkenbaar zouden kunnen maken zijn weggelaten en hun namen zijn veranderd om hun veiligheid te waarborgen.

Syhan

Leeftijd: 30 jaar
Afkomstig uit:Kojo, Irak
Gevangen genomen:15 augustus 2014
Duur gevangenschap:10 maanden

Ze werd zwanger tijdens haar gevangenschap en ontsnapte in de achtste maand. Ze verbleef twee maanden in Turkije tot de baby geboren was. Ze kwam terug naar Noord-Irak maar kon de baby niet meenemen; ze weet niet waar hij is.

syhanFoto Seivan M. Salim / Metrography

 

Maysa

Leeftijd: 18 jaar
Afkomstig uit: Talqasab, Irak
Gevangen genomen: 3 augustus 2014
Duur gevangenschap: 10 maanden

We waren boeren en hadden een groot stuk land dat we allemaal bijhielden. In het dorp was de helft van ons moslim, de andere helft yezidi. Ik was verliefd op een jongen uit het dorp en we wilden gaan trouwen. Ik weet niet wat er met hem gebeurd is nadat IS is gekomen.

Om drie uur ’s nachts hoorden we de eerste schoten, en daarna de vliegtuigen. Tegen de ochtend beseften we dat alle yezidi-families verdwenen waren. Er waren alleen moslimfamilies over. We renden naar onze buurman en leenden zijn truck om het dorp te verlaten. We gingen richting de berg, maar IS-strijders hielden ons tegen. Ze kwamen uit verschillende landen, niet alleen uit Irak: Pakistan, Egypte en Saoedi-Arabië. Ze bevalen ons uit de truck te stappen. De weg lag vol lijken, ze doodden veel mensen. Ze scheidden de meisjes van de anderen en brachten ons in hun jeeps naar Baadj.

Mijn moeder probeerde met ons mee te komen, maar ze weerden haar af met de kolf van een geweer en sloegen haar neer. We aten drie dagen niet, we huilden alleen maar. Ze vertelden ons niet bang te zijn, ze zouden ons geen pijn doen. Ze hadden een probleem met de regering, zeiden ze, niet met de mensenn. Toen brachten ze ons naar de Badush-gevangenis. Het was donker en volgepakt met mensen. Ik vond de vrouw van mijn oom en ze zei dat ze niet wist of mijn moeder daar was. De hele nacht zocht ik mijn moeder tussen de vele vrouwen en vond haar uiteindelijk in de ochtend. Ik hield haar stevig vast in die paar uur voor ze haar weer weg haalden. Ze pikten de jonge meisjes eruit en brachten ons naar Mosul.

In Mosul zaten we in een gebouw van twee verdiepingen, met zijn vijfhonderden. Er kwam een sjeik. Hij had een stok in de ene en een boek in de andere hand. Hij was gekomen om ons te bekeren tot de islam. We zeiden de woorden die hij ons verzocht te zeggen en volgens hem waren we nu moslim en moesten we met hem mee. Op een ochtend om vijf uur haalden ze ons op, dwongen ons zwarte abayas aan te doen, boeiden onze handen, blinddoekten ons en dreven ons in een bus. Ze reden twaalf uur en toen waren we in Syrië. We verbleven twee dagen in een gevangenis. Op de derde dag brachten ze ons naar een moskee en zetten ons als beesten in de zon: het was zoals wanneer er schapen in een bazaar zijn en mensen ze gaan uitzoeken. Hetzelfde deden ze met ons.

De sjeik riep de mannen om ons te komen bekijken en te kiezen wat ze maar wilden uit de yezidi- en de christelijke meisjes. De mannen wilden echter niet de christenen, ze wilden allemaal ons, de yezidi-meisjes. Een man koos mij en stopte me in een auto. Ik was drie maanden in zijn huis. In het begin wilde hij me ‘zuiveren’ van mijn yezidi-zijn en dwong hij me mijn ringen, kleren op te geven en alles wat herinnerde aan mijn religie, mijn identiteit. Ik moest samenleven met andere yezidi-meisjes die waren gedwongen met mannen uit Saoedi-Arabië te trouwen om te leren hoe we ons moesten gedragen. Ze vertelden me dat ik zou worden gedwongen met hen te trouwen, zelfs als ik niet wilde. Toen kwam mijn eigenaar terug en begon ik met werken in zijn huis.

De tv stond altijd aan op religieuze kanalen, waar continu de koran werd gereciteerd. Ik at niet hun eten, alleen brood en water. Een keer, toen ik weigerde me te wassen, sloeg hij me met zijn geweer en vertelde me dat hij me zou doodslaan als ik me niet zou wassen. Maar ik wilde me niet wassen, want ik wist dat als ik me zou wassen hij met me zou slapen. Ik waste me drie maanden niet. Eén keer probeerde ik te ontsnappen, maar soldaten vonden me op straat en brachten me terug. De man sloeg me hard en ranselde me af met een elektriciteitskabel. Hij zei dat als ik niet daar wilde blijven en met hem trouwen, hij me aan iemand zou verkopen die slechter was. Hij gaf me drie dagen om erover na te denken. De volgende dag, toen hij er niet was, kwam zijn vrouw naar me toe, en zei dat ze me kon helpen te ontkomen naar een Koerdische familie in de buurt. Ze nam me mee daarheen toen haar man weg was en ik vroeg, smeekte de Koerdische familie me te helpen. Vijf maanden woonde ik bij hen. Op een dag konden we eindelijk met mijn vader een ontmoeting aan de Turkse grens regelen. De Koerdische man gaf me zijn dochters identiteitsbewijs en reed me naar de grens, waar ik eindelijk werd gered.

maysaFoto Seivan M. Salim / Metrography

Amal

Leeftijd: 18 jaar
Afkomstig uit: Talqasab, Irak
Gevangen genomen: 3 augustus 2014
Duur gevangenschap: 11 maanden

Rond drie uur ’s ochtends hoorden we buiten zwaar geweervuur en we renden direct weg, naar de bergen van Sinjar. Het was bijna middag toen we werden gestopt door IS: we hadden de bergen bijna bereikt, we waren bijna veilig.
Ze namen ons allemaal mee, veertien leden van de familie. Het ergste dat ik zag waren de moordpartijen in Sinjar. Ik zag zoveel lijken op de weg, het was verschrikkelijk. Ik herinner me een van de verdrietigste momenten daar, in die vreselijke maanden, een kleine meisje, twaalf jaar. Ze verkrachtten haar genadeloos.

Ze scheidden de vrouwen van de mannen en brachten me met zeventien andere meisjes naar Tal Afar. Ze bleven ons verplaatsen. Op een dag vond ik in een huis een telefoon, vermoedelijk achtergelaten door een van de strijders. Ik nam hem mee en belde mijn vader, die in Erbil werkte. Mijn vader betaalde een smokkelaar 4.000 dollar om me weg te krijgen uit Tal Afar en in veiligheid te brengen bij de Peshmerga.

amalFoto Seivan M. Salim / Metrography

Jihan

Leeftijd: 20 jaar
Afkomstig uit: Sinon, Irak
Gevangen genomen: 4 augustus 2014
Duur gevangenschap: Tien maanden

Mijn broer en mijn neven waren Peshmerga, leden van het Iraaks-Koerdische leger. Ze lieten ons weten dat ze niet meer konden vechten en dat we moesten maken dat we wegkwamen, dat we moesten proberen ons te redden van IS. We waren doodsbang en renden naar de bergen. De volgende nacht belde een moslimvriend ons op: hij overreedde ons om terug te gaan naar het dorp, niemand zou ons pijn doen, hij zou ons beschermen want hij kende een aantal strijders. Hij loog.

We werden gearresteerd zodra we het dorp in kwamen. Ze zetten mij en veertien andere meisjes op een truck en namen ons mee naar Mosul. We waren allemaal jong en mooi. We bleven niet lang in Mosul, ze brachten ons liever over naar een klein dorpje waar we 15 dagen bleven. De omstandigheden daar waren verschrikkelijk: we verbleven op een heel vieze plek, stinkend en smerig, we werden allemaal ziek. We werden naar Raqqa in Syrië gebracht. Ze vertelden ons dat we verkocht zouden worden, sommigen als slaaf, sommigen als bruid voor de strijders. Het was heet, ondraaglijk heet, en we zaten met 150 in een huis zonder ramen, zonder lucht.

Op een middag kwamen zo’n twintig mannen het huis in en begonnen ons te slaan. Ze schreeuwden dat we hun slaven waren, alleen hun mochten gehoorzamen en moesten doen wat ze zeiden. Ze zeiden dat ze ons zouden straffen, maar nooit doden, omdat ze ons liever martelden.

Die nacht brachten ze ons naar Sham, een klein stadje niet ver van Raqqa. Er stond voor ieder van ons een auto te wachten. We werden verkocht, sommigen alleen, sommigen samen met anderen. Ik werd met twee andere meisjes verkocht aan een man uit Kazachstan en we werden zijn persoonlijke slaven. We moesten voornamelijk het huis schoonmaken, maar hij was vreselijk tegen ons en de eerste drie dagen kregen we alleen een paar biscuitjes te eten. We mochten onszelf niet wassen, wat ik best vond, want ik was bang dat hij anders met me naar bed zou willen. Ik bleef liever vies. Ik gehoorzaamde hem niet en deed niet wat hij wilde. Ik vertelde hem dat ik hem niet mocht en dat ik daar niets zou doen. Het maakte me niet uit. Hij verkocht me weer om van me af te zijn.

En toen had ik geluk. Mij nieuwe ‘eigenaar’ ging milder met me om. Hij kwam ook uit Kazachstan. Hij had drie vrouwen en zeven kinderen. Hij zwoer me met rust te laten als ik de islam in acht nam. Hij zei dat hij niet met me wilde trouwen en dat hij me niet meer zou verkopen als ik me netjes gedroeg. Hij stond me toe tijd door te brengen met andere yezidi-vrouwen. Op een dag gaf hij me zelfs een telefoon, na zeven maanden. Met de telefoon belde ik mijn broer en begon ik mijn ontsnapping te plannen. Een smokkelaar werd betaald om te helpen bij mijn bevrijding.

jihanFoto Seivan M. Salim / Metrography

Qualiya

Leeftijd: 21 jaar
Afkomstig uit: Talqasab, Irak
Gevangen genomen: 3 augustus 2014
Duur gevangenschap: 10 maanden

In Mosul probeerde ik te vluchten door naar de berg Sinjar te rennen. Ik verborg me in een klein leeg huis maar ze kwamen me zoeken en ze vonden me. Een man vroeg: ‘Waarom vluchtte je? Ben je bang dat we je doodmaken?’ Ik antwoordde dat ik liever doodging. Ze namen me mee terug naar het huis van degene die me gevangen had genomen. Hij duwde me een kamer in, deed de deur dicht en begon me af te ranselen. Daarna sloeg hij me met een kabel en bond mijn benen bij elkaar en hing me aan mijn benen aan de ventilator aan het plafond. Daarna begon hij me weer te slaan. Hij haalde me naar beneden en zei dat de afstraffing drie dagen door zou gaan en dat ik niets te eten en te drinken zou hebben. Hij zei ook dat als ik weer weg zou lopen hij me vast zou binden aan twee auto’s en me door midden zou scheuren. Drie dagen later liet hij me uit de kamer.

qaliyaFoto Seivan M. Salim / Metrography

Shirin

Leeftijd: 22 jaar
Afkomstig uit: Kojo, Irak
Gevangen genomen: 15 augustus 2014
Duur gevangenschap: 7 maanden

Mijn hele familie werd ’s nachts meegenomen behalve een van mijn broers. Ze brachten ons naar een school en namen ons onze telefoons, geld, goud, alles af. Ze zetten de vrouwen en kinderen op een bus en we werden in de avond naar Mosul gebracht om te worden verkocht. Ik werd verkocht aan een man uit Albanië. Hij leefde samen met vijf andere families en ik werd de groepsslaaf. Ik werd gedwongen schoon te maken, te bidden als een moslim en seks te hebben met hen allemaal. Ik verbleef vier maanden bij hen voor ze me weer verkochten, nu aan een familie in Syrië waar ik voor de kinderen moest zorgen. Na twee maanden besloot ik te vluchten. Ik hulde me in het zwart en verliet het huis. Onderweg vroeg ik een vreemde op straat om hulp. Ik had geluk. Ze brachten me naar een huis waar ik mijn broer kon bellen. Hij slaagde erin geld van een NGO te krijgen en ik werd over de grens naar Turkije gesmokkeld. Mijn familie is nog steeds ergens in IS-gebied.

shirinFoto Seivan M. Salim / Metrography

Muna

Leeftijd: 18 jaar
Afkomstig uit: Kojo, Irak
Gevangen genomen: 15 augustus 2014
Duur gevangenschap: 4 maanden

IS dwong me met hen mee te gaan toen ik in Tal Afar was. Ze zeiden: als je niet met ons meegaat zullen we je twee broertjes onthoofden. Dus ik ging mee met een man naar Mosul. Ik werkte voor zijn familie als een slaaf. Ze dwongen me me te bekeren tot de islam. Hoewel hij een vrouw had en een gezin verkrachtte hij me voortdurend. IS heeft nog steeds vijf van mijn familieleden in handen en ik weet niet waar ze zijn en of ze nog leven.

munaFoto Seivan M. Salim / Metrography

Noot van de fotograaf: Om de identiteit van de gefotografeerden te beschermen zijn namen gefingeerd en uiterlijke kenmerken (zoals tatoeages) verwijderd om hun veiligheid te garanderen.

Deze fotoserie is onderdeel van het project Map of Displacement, een project dat het leven van ontheemde Koeren in Irak vastlegt.