De eerste minister gaf tijdens het wekelijkse vragenuurtje een chronologisch overzicht van de manier waarop het OCAD - dat bevoegd is voor de dreigingsanalyse - sinds de aanslagen in Parijs op 13 november het dreigingsniveau heeft opgekrikt en hoe de Nationale Veiligheidsraad, na voorstellen van het Crisiscentrum, daar maatregelen heeft tegenovergesteld. “Ik ben verbaasd te horen dat sommige ervaren parlementsleden nog niet weten dat het OCAD alleen in alle onafhankelijkheid een beslissing neemt over de dreiging. Het is een onafhankelijk orgaan zonder politieke inmenging”, bezwoer Michel.

Op verschillende banken luidde kritiek op de manier waarop de voorbije dagen door regeringsleden werd gecommuniceerd . Er werd verwezen naar uitspraken van minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon over een al dan niet verijdelde aanslag zondagavond, en van minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders over de aanwezigheid van gewapende jihadisten in ons land. Ook de vraag waarom de scholen in Brussel moesten sluiten, terwijl die volgens het crisiscentrum geen potentieel doelwit waren, kwamen aan bod.

De premier stelde daar tegenover dat hij na elke vergadering van de Nationale Veiligheidsraad wanneer het nodig was duidelijk heeft gecommuniceerd. Nadien was het aan de bevoegde ministers om die officiële communicatielijn te verdedigen. Michel weerlegde dat de communicatie net de angst heeft aangewakkerd. “Het zijn 130 doden die angst veroorzaken. Het zijn terroristen die voor angst zorgen”, luidde het.

Eerder hadden SP.A-fractieleidster Meryame Kitir en haar collega van Ecolo-Groen Jean-Marc Nollet de premier opgeroepen de communicatie zelf in handen te nemen. Laurette Onkelinx (PS) verwees naar de manier waarop in Frankrijk wordt gecommuniceerd, al stelde premier Michel daar tegenover dat de situatie enorm verschilt. “Hier proberen we een aanslag te verijdelen”, luidde het.

Patrick Dewael (Open VLD) en Servais Verherstraeten (CD&V) verzetten zich tegen het beeld waarmee België in het buitenland wordt afgeschilderd als een “failed state”. “Ik aanvaard niet dat wij vandaag met de vinger worden gewezen”, aldus Dewael. “Wij hebben een architectuur voor de politie- en veiligheidsdiensten uitgetekend die zijn gelijke niet kende in Europa. Misschien zijn er de voorbije jaren onvoldoende middelen in geïnvesteerd, maar de architectuur is nog steeds actueel. Het zijn uitgerekend landen die ons met de vinger wijzen, die zelf in gebreke zijn gebleven om noodzakelijke informatie te laten circuleren. Als het gaat om het voeden van Europol, horen we tot de top in Europa”.

“Ik verzet me tegen diegenen die ons land kapittelen als failed state”, vulde Verherstraeten aan. “Ja wij hebben aanslagen gekend, zelfs recent nog (tegen het Joods Museum, nvdr), en elke aanslag en elk slachtoffer is er één te veel. Maar wij hebben de veiligheid van onze burgers en onze landgenoten gegarandeerd. Onze instellingen functioneren wèl”.

Dewael en Hedebouw benadrukten daarnaast het belang om onze democratische grondrechten niet uit het oog te verliezen wanneer maatregelen worden genomen om de veiligheid te garanderen. Hedebouw verwees concreet naar de manifestatie naar aanleiding van de Klimaatconferentie in Parijs, die uiteindelijk niet in Oostende mag plaatsvinden. “We moeten het signaal geven dat er in België nog mag betoogd worden, dat we in ons land democratische rechten hebben”.

Dewael benadrukte dat we in een democratie niet doen wat de terroristen net beogen. “We mogen het democratisch kind niet met het badwater weggooien”, aldus de liberale fractieleider. Hij onderstreepte nog dat, wat het crisiscentrum decreteert, voor het hele land moet gelden en dat het niet aan de politiek is om te zeggen waar de politie moet staan.