Het Volkswagen-schandaal, waarbij het merk gesjoemeld bleek te hebben om aan milieunormen te voldoen, leert ons een paar dingen: de normen zijn verouderd, het overheidsbeleid bij die normen zijn soms absurd en de autojournalisten hebben zitten slapen. Journalist Niek Schenk steekt de hand in eigen boezem.
Ik was erbij vorige maand, toen Martin Winterkorn in een enorme sporthal in Frankfurt zijn managers en honderden journalisten met grote woorden toesprak. Ter gelegenheid van de autoshow van Frankfurt hamerde Winterkorn als vanouds op de inzet van zijn onderneming voor een schoner milieu. Hij presenteerde vol trots nieuwe, milieuvriendelijke auto’s die de komende jaren in de showrooms zullen arriveren. Enkele dagen later bleek zijn betoog niets meer waard te zijn. Toen werd onthuld dat Volkswagen jarenlang de boel heeft opgelicht bij milieutests in de Verenigde Staten.
De sjoemelsoftware van Volkswagen beheerste de afgelopen weken het wereldnieuws. En terecht. Als zo’n grote onderneming willens en wetens fraudeert, is dat een schandaal. Volkswagen Groep produceert jaarlijks ruim 10 miljoen auto’s, heeft 600.000 mensen in dienst en is als grootste werkgever een van de pijlers van de Duitse economie.
Het exacte effect is nu nog onduidelijk, elke dag komt er nieuws bij: het instorten van de aandelenkoers, justitiële vervolging, miljardenboetes, schadeclaims van consumenten en zelfs van gemeentebesturen. Toch valt er nu al lering te trekken uit dit schandaal, en niet alleen voor autofabrikanten.
Zo is dit een wijze les voor alle bedrijven die de mond vol hebben van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zo’n concern als Volkswagen Groep had natuurlijk moeten beseffen dat duurzaamheid niet losstaat van eerlijkheid. Deze affaire leidt tot enorme imagoschade, die de fabrikant nog jaren zal teisteren. Volkswagen had zich ten doel gesteld uiterlijk in 2018 Toyota van de troon te stoten als ’s werelds grootste autofabrikant. In de eerste helft van dit jaar slaagde Volkswagen daar zelfs al even in. Maar nu er wereldwijd zoveel antipathie is ontstaan, zal Toyota ook in 2015 toch weer de grootste blijken te zijn. Eerlijk duurt het langst.
Hopelijk heeft het schandaal ook de autoriteiten wakker geschud. Met de officiële tests die zij voorschrijven, is nog veel mis. Overheden zullen er strenger op moeten toezien of zo’n test wel eerlijk verloopt. En ze moeten beseffen dat een laboratoriumsituatie anders is dan de praktijk. Dat geldt in elk geval voor de verbruikstests zoals die in Europa worden gehanteerd: die zijn verouderd en heel anders dan het rijgedrag van automobilisten.
Machtige pr-machine
Maar politici moeten ook beter nadenken over hun beleid om milieuvriendelijk rijden te stimuleren. Vooral in Nederland heeft dit de afgelopen jaren tot krankzinnige situaties geleid. Eén gram CO2 meer of minder kon bepalen of een auto een succes werd. Een auto die in een hogere bijtellingscategorie belandde, werd van de ene op de andere dag gemeden door de zakelijke rijders. Het overkwam de Renault Mégane. En de Mitsubishi Outlander PHEV wacht volgend jaar hetzelfde lot. De concurrentie tussen de automerken is ontaard in een gemene wielerwedstrijd, waarbij doping niet wordt geschuwd om net dat beetje meer voorsprong te behalen, om maar aan de strikte milieunormen te voldoen. Het zou mij niet verbazen als meer merken gesjoemeld hebben om in zo’n verbruiks- of uitlaatgastest net even beter te scoren dan een ander.
Niet in de laatste plaats is het schandaal rond Volkswagen ook voor autojournalisten als ik een wijze les. De sjoemelsoftware in de VW-dieselmotoren werd al sinds 2008 toegepast, maar het schandaal komt nu pas aan het licht. De machtige pr-machine van de auto-industrie dient een kritische autopers tegenover zich te vinden. Die niet alleen bericht over de nieuwste automodellen, maar evengoed als taak heeft misstanden in de autobranche aan de kaak te stellen.
Aan het werk van een autojournalist dienen anno 2015 nu eenmaal andere eisen te worden gesteld dan vroeger. Toen kon met autotests doodleuk worden aangetoond dat een auto belabberd in de bocht lag. Wijlen Fred van der Vlugt, de nestor van de Nederlandse autojournalistiek, liet in de jaren 70 − nota bene bij de VPRO − met zijn tv-programma Wereld op Wielen zien dat auto’s lekten of het bij de koude start lieten afweten.
Tegenwoordig is er geen auto meer die echt slecht rijdt. En ook voor de kwaliteit hoeft eigenlijk geen merk zich nog te schamen. Door op een andere manier naar auto’s te kijken, bijvoorbeeld met een uitlaatgastest, kunnen autojournalisten pas echt nieuws maken.
Niek Schenk is autojournalist. Hij schrijft sinds 2009 voor FD Persoonlijk.
Meer FD Persoonlijk? Lees verder op fdpersoonlijk.nl.