Sociale onrust? Het draaiboek ligt klaar
Of het nu een individuele onruststoker of een radicaliserende jongerengroep betreft, Niederer houdt graag de vinger aan de pols. ‘Ik heb het nummer van alle predikanten en imams in mijn telefoon.’
Roosendaal
Een probleemgezin dat de buurt op stelten zet, Syriëgangers uit de wijk of een bevolkingsgroep die zich stelselmatig gediscrimineerd voelt. Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met sociale onrust. En gek genoeg is het voor lokale overheden niet verplicht zich hierop met een plan voor te bereiden. Een rampenplan is wel verplicht, maar waarom zou je onrust in een ramp uit laten lopen?, vraagt burgemeester Jacques Niederer van Roosendaal zich af.
Al in zijn vorige gemeente Weert liet hij in samenwerking met de Universiteit van Tilburg een sociaal calamiteitenplan maken en in Roosendaal, waar hij sinds 2011 burgemeester is, werd het plan overgenomen en aangepast aan de eigen situatie. ‘In Weert had ik een aantal keer te maken met sociale onrust. Als burgemeester had ik strakke afspraken wat te doen bij een ramp, zoals een ontspoorde trein of een brand, maar er stond nergens op papier hoe te handelen bij spanningen in de samenleving. Ik had een handvat nodig om die onderhuidse veenbrand te kunnen blussen, in plaats van toe te zien hoe de vlam in de pan zou slaan. Want dan is de impact ineens veel groter en heb je geen tijd om te spreken met een jongerenwerker, psycholoog of welzijnswerker, die in een vroeg stadium kan helpen erger te voorkomen.’
Niederer stuurde het sociaal calamiteitenplan naar al zijn collega-burgemeesters. Tot een verplichting is het tot nu toe nog niet gekomen. ‘Ik ben daarvan wel een hartgrondig pleitbezorger. Het belang van zo’n plan is de laatste jaren alleen maar toegenomen.’ Gemeenten zijn verantwoordelijk geworden voor jeugdzorg en maatschappelijke opvang. Mensen moeten steeds langer thuis geholpen worden. Dat geldt ook voor probleemgezinnen of verwarde personen.
Het sociaal calamiteitenplan van Roosendaal bevat 48 kantjes met voorbeeldscenario’s, zoals een protestactie tegen de bouw van een moskee waarbij een dood schaap op de bouwlocatie wordt gehangen met de tekst ‘Geen moskee’. Het is afhankelijk van de context of er op zo’n moment moet worden ingegrepen. Staat het incident op zichzelf, dan is het een zaak van de politie. Is er veel verweer tegen de moskee en zijn er meer incidenten met rechts-extremistische jongeren geweest, dan treedt het plan in werking.
Afhankelijk van de situatie benadert de burgemeester politie, scholen, buurtwerkers, sportclubs of kerken. ‘Het is heerlijk om dat lijstje in mijn jaszak te hebben, zodat ik zeker weet dat ik geen partij vergeet.’ Ook de kerken en moskeeën spelen een belangrijke rol. ‘Ik heb nummers van alle dominees, pastoraal medewerkers en imams in mijn telefoon staan.’
De burgemeester kan zich niet met elk incident bemoeien. ‘Er moet wel écht iets aan de hand zijn, en vaak meerdere problemen tegelijk. Mensen zijn al bekend bij de politie, er zijn eerdere akkefietjes geweest, kinderen zijn bekend bij de leerplichtambtenaar, of het gaat om een jongerengroep waarvan je niet zou willen dat je eigen kind lid was.’ Het plan wordt gemiddeld eens per maand gebruikt. Concrete casussen wil Niederer echter niet noemen. ‘Het zou jammer zijn als daardoor alsnog de vlam in de pan zou slaan.’
Niederer heeft de gemeenteraad gevraagd het plan vast te stellen, zodat hij ook verantwoording moet afdragen over het gebruik ervan.
Een verplicht sociaal calamiteitenplan heeft alleen nut als er ook mee wordt geoefend, vindt hij. Volgens Niederer heeft het sociaal calamiteitenplan meermaals erger voorkomen. ‘Verrassingen horen bij het leven. Dat geldt ook voor rampenplannen. Je kunt oefenen wat je wilt, maar nooit alle situaties voorzien.’ <