Zelfbewuste provincies trekken grote broek aan
Ze dreigen belangrijke taken, zoals de leegstand van gebouwen, uit het oog te verliezen.
Den Haag
Het maakt nogal verschil of je in Gelderland woont of in Zuid-Holland. Per Gelderlander wordt in 2015 892 euro uitgegeven, terwijl elke inwoner van Zuid-Holland het met 205 euro moet doen. Zuid-Holland steekt de komende vier jaar slechts 137 miljoen euro in nieuwe plannen, terwijl in Gelderland de geldkraan wijd open gaat: plannen ter waarde van 560 miljoen euro liggen klaar. Van glasvezel op het platteland, tot minimaal honderdduizend duurzame woningen in 2020.
Koos van Dijken, onderzoeker bij Platform31, een onafhankelijke kennisorganisatie voor steden en regio’s, nam elf coalitieakkoorden onder de loep en ontdekte een aanzienlijk verschil in toon tussen de rijke en de arme provincies. ‘Waar provincies veel te besteden hebben, trekt het bestuur eerder een grote broek aan. In Limburg spat de ambitie ervan af: We zijn activistisch, we willen betrokken zijn. we maken potjes om ontwikkelingen te stimuleren. Limburg heeft als concreet doel om 100 miljoen euro Europese subsidies binnen te halen. De co-financiering die vanuit de provinciale overheid nodig is, heeft men al gereserveerd.’
Van Dijken bespeurt een nieuw zelfbewustzijn bij provincies, nu zij het debat over hun bestaansrecht als bestuurslaag hebben overleefd. Aan ambities geen gebrek. Drenthe wordt ‘koploper in digitale en fysieke bereikbaarheid’, Flevoland wordt ‘tot ver buiten Europa bekend als groene, gezonde, voedsel- en energieproducerende regio’. ‘Het zelfbewustzijn spat ervan af. Er zijn tijden geweest dat provincies zich meer timide presenteerden’, zegt Van Dijken.
superlatieven
In de programma’s stapelen de superlatieven zich op. Provincies zijn ‘de meest geliefde fietsprovincie’, ‘het meest welvarend’, ‘de economische motor’. Allemaal goed voor de promotie van de provincies, maar als het op het bedenken en uitvoeren van het beleid aankomt, heeft niemand daar iets aan, stelt Van Dijken. ‘Ik snap dat het voor een nieuwe coalitie leuker is te zeggen dat zij de economie gaan bevorderen en gaan investeren in duurzaamheid, dan dat je met een oplossing komt voor de leegstand. Maar dat is wel hét probleem waar ze zich voor geplaatst zien en waarvoor zij geacht worden een oplossing te vinden. Het is tijd dat provincies hun verantwoordelijkheid nemen.’
Provincies en regio’s beconcurreren elkaar, signaleert Van Dijken. Terwijl zij hun mond vol hebben over het slechten van de grenzen met buurlanden Duitsland en België, houden zij de onderlinge grenzen angstvallig in stand. ‘Provincies willen niet voor elkaar onderdoen.’ Maar door zich te veel te richten op de provincie, zien zij de belangen van stedelijke regio’s (binnen en over de provinciegrenzen) over het hoofd.
De plannen die provincies smeden om krimpgebieden te helpen, zijn vaak te eenzijdig, stelt Van Dijken. De strategie gaat vaak niet verder dan het profileren van het pittoreske platteland, waar je heerlijk van je pensioen kunt genieten. Dat ruikt naar stilstand. Beter is juist in deze regio’s te investeren in innovatie, zoals de bouw van een nieuwe sluis in Terneuzen ter waarde van een miljard euro. ‘Dit is van een andere dimensie dan een knapzakroute langs drabbelkoekenbakkers’, staat in het rapport.
garageboxen
Provincies denken volgens Van Dijken nog te veel in oude economie, zoals bedrijventerreinen en campussen waar kennis bij elkaar komt. De meest vernieuwende ideeën zullen echter steeds meer uit garageboxen en zolders komen, waar zzp’ers werken.
Het belangrijkste woord dat Van Dijken heeft gemist in de coalitieakkoorden is ‘sloop’. Herbestemmen is het devies, maar volgens de onderzoeker is het een illusie te denken dat al die lege kantoorpanden, winkels, autoshowrooms en kerken nog een nieuwe bestemming krijgen. ‘Het is tijd dat delen gebouwd Nederland teruggegeven worden aan de mens, het landschap en de natuur. Nederland wordt daar beter en mooier van.’ <