Direct naar artikelinhoud
Column

Zou u uw doodsstrijd misschien binnen willen voortzetten?

Vanuit de hal kon ik mijn buurman ineens met grote stappen dichterbij zien komen. Verward, leek het wel, of in paniek. De ledematen werden tijdens het lopen vreemd ver vooruitgestoken, in zijn ogen dacht ik enige radeloosheid te kunnen zien.

Mijn buurman woont in de seniorenflat achter mijn huis. Hij is een eind over de zeventig, eenzaam en alleen. De hele dag staat hij op de galerij in mijn achtertuin te kijken. Kom ik met boodschappen thuis, zegt hij: 'Boodschappen gedaan?' Stap ik in fietskleding naar buiten: 'Ga je fietsen?' Heb ik hem twee dagen niet gegroet: 'De laatste keer was een jaar geleden, maar dat geeft niet hoor!'

De vragen zijn goed te verdragen, dat geldt minder voor zijn ademnood. De buurman lijdt aan een ernstige longziekte en hapt grote delen van de dag luidruchtig naar lucht. Kreunen, doet hij ook. Diep, donker, langgerekt. Het kreunen dringt mijn huis binnen, de slaap- en werkkamer. Bij harde muziek kun je buren nog vragen de ramen te sluiten, maar hoe ging je hiermee om? Ik wist het niet, ik durfde niet te vragen: 'Zou u uw doodsstrijd misschien binnen willen voortzetten?'

Laatst keerde hij met twee zuurstofflessen terug van het ziekenhuis. Hij zette ze niet binnen neer, maar op de galerij. Het kreunen intensiveerde. Een keer kreeg hij de slangetjes niet goed aangesloten en begon hij te schreeuwen totdat zijn Roemeense buurvrouw - zelf lag buurman intussen ruggelings in zijn hal, alleen de onderbenen staken klapperend naar buiten - hem te hulp kwam schieten.

Tien minuten later zag ik hem met lichte tred naar zijn auto wandelen.

In enkele seconden was de buurman van verhoopte onmisbaarheid terug in oude overbodigheid geschoten

Ik opende de voordeur - 'Buurman', zei ik, 'wat is er loos?' 'Meisje', stamelde hij, hand op de borst. 'Meisje, twee staartjes..., alleen op de kruising.' Hij wees naar de drukke kruising achter hem. 'Je dochter', zei hij. 'Helemaal alleen, levensgevaarlijk!'

Tussen mijn benen piepte het hoofd van mijn dochtertje. Twee staartjes - de gelijkenis moest inderdaad treffend zijn geweest. 'De buurman dacht dat jij', zei ik, maar ik maakte mijn verhaal niet af, want intussen deinsde hij verward achteruit, als door venijnige, inwendige schokken getroffen.

Het was niet eenvoudig om een rol van betekenis in andermans leven te spelen. Vaak ging onderweg iets mis of gebeurde iets onverwachts. 'Bedankt, echt, super, hier heb je buren voor', zei ik, al mocht hij in voorkomende gevallen, dacht ik, mijn dochtertje wel eerst van de kruising halen voordat hij bij ons kwam aanbellen. Maar de buurman, in enkele seconden van verhoopte onmisbaarheid terug in oude overbodigheid geschoten, maakte zich haastig, bijna huilend, uit de voeten.

Ik keek hem na tot hij uit het zicht was verdwenen. Even later werden we opgeschrikt door gerucht achter het huis. Op de galerij boog de buurman zich over zijn Roemeens buurvrouw: 'Wie heeft deze plantenbak verschoven? Nou? Weet je het niet? Ik weet het wel!' Hij liep zijn huis in, sloeg de deur achter zich dicht en deed binnen meteen alle lampen uit. Door de luxaflex zag je die avond alleen een groen lampje branden, van de magnetron of het zuurstofapparaat.