‘De vraag is niet of je kind met technisch perfecte bewegingen één baantje schoolslag kan trekken’, zegt Lieve Van Lancker, pedagogisch begeleider bij het Vlaams verbond voor katholiek basisonderwijs. ‘Maar wel: kan het drijven? Kan het op de buik en rug draaien en veilig bewegen in het water? Kan je kind terugkeren naar de kant en uit het ­water komen? Dàt is de basis, dàt is kunnen zwemmen.’ Ook het Gemeenschapsonderwijs past vanaf volgend schooljaar de nieuwe aanpak toe rond zwemmen. Want of het nu tijdens de watergewenningslessen van de Gezinsbond of in de zwemclub is: de zwemles zal nooit meer hetzelfde zijn.

‘Een groep van zwemexperts, de zogenaamde Baan Vier, heeft op onze vraag een nieuwe leerlijn opgemaakt’, zegt David Nassen, directeur van het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid. ‘Om duidelijk te maken wat we daar nu eigenlijk onder verstaan, onder kunnen zwemmen. Nu liggen die principes vast en zijn de handleidingen klaar. Vanaf dit najaar gaan we die aanpak aanleren: eerst aan de zwembadbeheerders en hoofdredders, later ook aan redders, clubtrainers en zwemleraren.’

De leerlijn moet ook garanderen dat kinderen toch iéts leren. Want het is droevig gesteld met de zwemkwaliteiten van onze jeugd.