Mbo’ers moeten leven lang blijven leren
Den Haag
Dit schrijft de Sociaal-Economische Raad (SER) in een advies over ‘toekomstgericht beroepsonderwijs’ dat vandaag wordt gepresenteerd.
‘Door robotisering en automatisering verdwijnen oude banen, bijvoorbeeld in de economisch-administratieve sector’, zegt Mariëtte Hamer, voorzitter van de SER, in toelichting op het advies. Deze raad adviseert de regering en het parlement over het sociaal-economische beleid. ‘Tegelijk komen er door de technologisering en de energietransitie nieuwe banen bij, zoals het installeren van zonnepanelen.’
Door deze ontwikkelingen dreigen meer ‘mismatches’ te ontstaan op de arbeidsmarkt, verwacht het adviesorgaan. Ofwel: als de opleidingen onvoldoende inspelen op de veranderende arbeidsmarkt, komen mbo’ers straks moeilijker aan werk.
Dit raakt veel Nederlanders, want bijna de helft van de beroepsbevolking heeft een opleiding in het mbo gevolgd. Nu al kampen sectoren als de installatiebranche, de bouw, de zorg en het onderwijs met niet of moeilijk te vervullen vacatures.
kennis veroudert
De SER stelt vast dat leren steeds meer een levenslang proces wordt dat niet stopt bij het behalen van een diploma. Als gevolg van de technologisering van de arbeidsmarkt raken kennis en vaardigheden namelijk steeds sneller verouderd. Het mbo moet studenten tijdens hun studie daarom de vaardigheden bijbrengen om zich te kunnen blijven ontwikkelen. ‘Er zijn nu al ongeveer twee miljoen mensen laaggeletterd. Door de digitalisering kunnen dat er nog meer worden’, zegt Hamer.
Er ligt voor het mbo de ‘enorme uitdaging’ om nieuwe leervormen te ontwikkelen voor werkenden en werkzoekenden die zich willen of moeten bij- of omscholen, schrijft de SER in het advies. ‘We moeten de school in het bedrijf brengen en het bedrijf in de school’, zegt Hamer. De mbo’s hebben ook nog te maken met interne uitdagingen. Het aantal studenten zal teruglopen door demografische ontwikkelingen en de docenten zijn aan het vergrijzen.
De aansluiting van het mbo op de arbeidsmarkt is gemiddeld genomen nog goed, volgens de SER. Velen vinden binnen een maand na diplomering werk.
Er zijn twee leerwegen in het mbo: de beroepsopleidende leerweg (bol) en de beroepsbegeleidende leerweg (bbl). In de bol zitten studenten vooral op school. Daarnaast lopen ze stages om praktijkervaring op te doen. In de bbl werken studenten bij een leerbedrijf en gaan ze over het algemeen één dag per week naar school. Zowel de bol als de bbl hebben opleidingen op 4 niveaus, die opklimmen in moeilijkheidsgraad. Zorgen zijn er nu vooral over de niveau 2-opgeleiden in de bol, schrijft de SER. Ze komen moeilijker aan het werk, zijn vaker werkloos of werken (langdurig) in flexibel verband.
Mbo’ers van alle niveaus die de bbl volgen, doen het over het algemeen goed op de arbeidsmarkt. De werkloosheidscijfers voor deze groep mbo’ers liggen laag en ook na een aantal jaren hebben zij nog werk. Er bestaan wel grote verschillen tussen vergelijkbare opleidingen aan verschillende instellingen in de mate waarin mbo-gediplomeerden werk vinden, constateert de SER.
studiekeuze
De raad vindt dat er hogere eisen gesteld moeten worden aan de kans op een baan die opleidingen bieden. Ook zouden studenten een meer bewuste studiekeuze moeten maken. Daarvoor is het belangrijk dat zij in het voortgezet onderwijs op tijd beroepsoriëntatie aangeboden krijgen.
De SER bepleit een nationaal akkoord tussen het onderwijs, het bedrijfsleven, de publieke sector en de werkgevers- en werknemersorganisaties, om te bewaken dat de mbo’s blijven inspelen op de veranderende arbeidsmarkt. ‘Er moet een sterke leercultuur komen.’ <