Direct naar artikelinhoud

Toeristen zien de schoonheid van de stad die wij al lang niet meer zien

Toeristen zien de schoonheid van de stad die wij al lang niet meer zien
Beeld ANP

Schrijver Jan van Mersbergen klaagt niet over de toenemende stroom toeristen in Amsterdam. Zij leren hem anders kijken naar zijn stad.

‘Het is voor velen niet leuk meer”, zei burgemeester Eberhard van der Laan vorig jaar oktober in een toespraak tijdens een bijeenkomst over stedelijke problemen. Hij had het natuurlijk over zijn stad Amsterdam en het stedelijke probleem had een naam: toerisme. Amsterdam klaagt al tijden steen en been over het toerisme: de stad is te druk, de bezoekers zorgen voor overlast, hele wijken veranderen, de stad raakt haar identiteit kwijt.

Een vriend die in de buurt van de Zeedijk in de horeca werkt, verwoordt de visie van de burgemeester eenvoudiger: “Amsterdam heb een probleem”.

Ik denk dat Amsterdam pas een probleem heeft als die toeristen niet meer komen.

Toeristen met oogkleppen

Natuurlijk, als ik op een vrijdagavond in de zomer door de Pijp fiets, mijn oude buurt, en de mensenmassa nauwelijks te overzien is, dan merk ik ook dat deze buurt in twintig jaar van een woonwijk veranderd is in een uitgaanscentrum waar het elke avond bal is. Toeristen die met oogkleppen op door onze stad dolen, die gaan voor het uitgaansleven en de geneugten van de coffeeshop, bieden natuurlijk vooral ergernis en overlast. Maar toeristen die de tijd nemen om naar Amsterdam te kijken, kunnen ons tempo verlagen en onze eigen blik op de stad positief bijsturen.

Een middag ergens eind augustus. Ik moest een uurtje overbruggen aan de rand van het centrum, vlak bij de Heineken-brouwerij. Ik had een boek bij me en ging op een bankje zitten. Op het pad zaten twee duiven te dutten.

Parkje van niks 

Het was in het Tweede Weteringplantsoen. Ik ken die plek al jaren. Ik heb er vlakbij aan de Stadhouderskade gewoond en toen mijn twee oudste kinderen klein waren kwam ik heel vaak in de speeltuin tussen dit plantsoen en de Singelgracht. Het is een parkje van niks: een grasveldje, bloemenperkjes achter een kniehoog hekje en een fontein die in een driehoekig vijvertje staat.

Eerst zat ik nog gewoon te lezen op dat bankje en keek ik af en toe naar de duiven die amper bewogen, tot er een stel Chinese toeristen over het onverharde paadje schuifelde. Wat opviel: hun tempo was heel erg laag, veel lager dan dat van de Amsterdammers die full speed over het fietspad aan de andere kant van het plantsoen raasden.

Langzaam langs een plantsoen sjokken, omdat je vakantie hebt... het heeft wel wat

Langzaam langs een plantsoen sjokken, omdat je vakantie hebt, omdat je toch pas over een uur bij de Heineken-brouwerij gereserveerd hebt, omdat je het verdiend hebt even rustig aan te doen... het heeft wel wat. Alle bewegingen worden trager, niet alleen de benen. Armen hangen rustig langs het lijf, zelfs het draaien van je hoofd gaat langzaam. Een lange dag in het drukke Amsterdam maakt je traag, alsof je een ander tempo nodig hebt om die stad goed in je op te kunnen nemen.

Voor het eerst

Vlak voor mijn bankje maakte een van de Chinezen een foto van bloemen. Hij ging zelfs door zijn knieën om een nog betere foto te kunnen maken. Na hem kwamen een oudere man en drie vrouwen. De Chinese man wees naar het plantsoen en een van de vrouwen maakte een foto van hem, voor het bloemperkje. Pas toen keek ik zelf naar de bloemen. Eigenlijk zag ik de kleuren en de vormen voor het eerst echt goed. Rood, paars en wit, tegen kortgemaaid groen gras, wat struiken. Mooi.

Deze Chinezen lieten mij die kleuren zien. Deze toeristen leerden mij weer kijken naar mijn eigen stad. Binnensmonds bedankte ik ze.

Diezelfde middag liepen twee Spaanse meisjes van de leeftijd van mijn dochter een eindje achter de anderen van hun groep: ouders, familie, opa. Ook deze meisjes hadden de tijd en keuvelden zoals tienermeisjes doen, maar wel in een nieuw en spannend decor. Het grootste meisje stampte op het pad, de duiven schrokken. Speels beleefden ze samen deze stad.

Toch best de moeite waard

Na de meisjes wandelden een Afro-Amerikaanse man met twee kinderen aan de andere kant van het plantsoen over het voetpad. Een grote man, type basketballer. Het is een beetje een verloren stukje voetpad dat niet langs een straat loopt, maar langs een heel druk fietspad. Geen mooie gevels of bezienswaardigheden in de buurt, enkel een verbinding van deze straat met de brouwerij. Een van zijn jongens zag de fontein en bleef lange tijd met open mond kijken naar het water dat in zeker twintig stralen de lucht ingespoten werd en mooie boogjes maakte. Ik volgde zijn blik en zag toen ook de fontein, die eigenlijk best de moeite waard is.

Waarom zag ik de fontein nooit eerder zo?

Elke week sjees ik over dat fietspad en ik neem niet eens de moeite naar de fontein te kijken

Elke week sjees ik over dat fietspad en ik neem niet eens de moeite naar de fontein te kijken. Misschien omdat ik weet dat een kruispunt verder, bij de Nederlandsche Bank, een nog veel mooiere fontein staat, groter, imposanter, ruisender. Dat wisten deze Amerikanen niet, maar zij konden de waarde van dit lieve fonteintje dus wel inschatten.

Ogen van de eerste keer 

Toeristen kijken met ogen van de eerste keer. Daardoor zien ze de schoonheid van onze stad die wij al lang niet meer zien.

Als slotakkoord kwam er een andere duif aanvliegen. Heel rustig zweefde hij door de lucht en vlak voor mijn voeten landde hij op het pad. Hij dacht dat hij brood kreeg. De duif zag dat ik nu tijd voor hem had. Toen ik daar eerst zat met mijn boek was ik nog te onrustig.

Op de terugweg kwam ik door de Frans Halsstraat, waar hoog op een zijmuur een werk van Banksy prijkt, de mysterieuze graffitikunstenaar. Op het bankje zaten vijf toeristen. Ze namen de tijd.

Ik ken de bewoners van dat pand. Door de Banksy-muurschildering hebben ze van hun bankje een toeristische hangplek met een ander tempo gemaakt.

Dat verdient deze mooie Amsterdamse straat.