Direct naar artikelinhoud
Opinie

Alle leraren zijn gelijk, maar...

Op een open dag voor aanstaande middelbare scholieren.Beeld Hollandse Hoogte / Sabine Joosten

Opleiding en inhoud van het werk rechtvaardigen hogere salarissen in het voortgezet onderwijs dan op basisscholen, vindt Wijnand Rietman, oud-docent op het havo/vwo en oud-schooldecaan.

Ik las een merkwaardig pleidooi om de salarissen in het basisonderwijs en in het voortgezet onderwijs gelijk te schakelen. In veel bedrijfstakken (techniek, ICT, economie, recht) spelen opleiding, zwaarte van de functie, capaciteiten en ervaring een belangrijke rol bij de toekenning van functie en salaris.

Voor het basisonderwijs is de pabo de vooropleiding, die veel leerlingen met een mbo-diploma trok. De uitval was groot. Daarom zijn de toelatingseisen aangescherpt. Mbo- en havo-leerlingen moeten nu aardrijkskunde, geschiedenis en biologie of natuurkunde in hun bagage hebben of daarover een toets maken (op niveau 3havo). Het leidde tot een scherpe daling in de aanmeldingen. Voor leerlingen met vwo-diploma zijn er geen toelatingseisen.

Als schooldecaan hoorde ik van oud-leerlingen (havo en vwo) nooit over problemen op de pabo. Onze leerlingen vonden het een relatief eenvoudige opleiding, de stof niet moeilijk, maar wel veel. Van collega-decanen hoorde ik soortgelijke verhalen.

Stevige toelatingseis

Om leraar in het voortgezet onderwijs te worden is een lerarenopleiding (hbo of universitair) nodig, vrijwel altijd met een stevige toelatingseis. Om docent natuurkunde te worden (een van de vakken waar een tekort is aan bevoegde leraren), heb je een havo- of vwo-diploma nodig met natuurkunde en wiskunde-A of -B. Bij wiskunde zijn de eisen nog strakker. Voor mbo-leerlingen zijn de slaagkansen nihil als ze niet eerst een certificaat wiskunde-B halen.

Om les te kunnen geven, zeker in de bovenbouw van havo en vwo, is een stevige kennis van één of meer vakken nodig

Na een hbo-lerarenopleiding heb je een tweedegraads bevoegdheid. Je mag lesgeven in de eerste drie klassen van havo en vwo, in het vmbo en in het mbo. Voor een eerstegraads bevoegdheid is een aanvullende master (hbo) nodig of een universitaire lerarenopleiding, een masterstudie.

Om les te kunnen geven, zeker in de bovenbouw van havo en vwo, is een stevige kennis van één of meer vakken nodig. Kijk maar naar de inhoud van de eindexamens. Dat vak moet je bijhouden vanwege nieuwe onderwerpen en veranderende exameneisen. Daar- naast zijn kennis en ervaring met vakdidactiek en pedagogiek onmisbaar.

Dan de praktijk van het werk. Een leraar basisonderwijs trekt de hele week met dezelfde groep leerlingen op. Dat biedt mogelijkheden voor afwisseling, bijvoorbeeld in inspanning en ontspanning. De klachten van leerkrachten op de basisschool gaan vooral over de grote hoeveelheid administratie en papierwerk, niet over de inhoud van het lesgeven. De verschillen tussen de leerlingen in één groep kunnen heel groot zijn, wat stevige eisen stelt aan de didactische vaardigheden van een leraar. Veel leraren slagen er echter in om overdag, tussen negen uur en vijf uur, het werk en de correctie rond te krijgen.

Daarentegen ziet een leraar in het voortgezet onderwijs per week soms wel tien of meer groepen, met grote verschillen in leeftijd en niveau. Op één dag zijn er soms wel zeven verschillende lessen. Dat betekent zeven keer een uur waarin alle aandacht en concentratie noodzakelijk zijn. Na afloop van die lessen ligt er vaak een flinke klus aan voorbereiding en correctie, die meestal mee naar huis gaat. Er zijn vrijwel al-tijd nog aanvullende taken, zoals een mentoraat en andere vormen van leerlingbegeleiding. Avondwerk is er eerder regel dan uitzondering.

Logisch

Conclusie? Gelet op het niveau en de zwaarte van de opleiding en de inhoud van het werk is het logisch dat vo-leraren in een hogere salarisschaal dan collega's in het basisonderwijs beginnen. Leerkrachten in het voortgezet onderwijs kunnen tevens doorgroeien naar een hogere salarisschaal, maar dan hebben ze wel extra verplichtingen, zoals in het schoolmanagement, het ontwikkelen van een specialisme of het leiden van een sectie of werkgroep.