Direct naar artikelinhoud

Verbod op kweek embryo's hindert wetenschap

Embryo van drie tot vier weken

Nieuwe technieken maken het in principe mogelijk het DNA van een embryo aan te passen. Onderzoekers willen graag testen of dat veilig is, maar mogen het niet.

Nieuwe medische technieken maken het mogelijk erfelijke foutjes definitief te herstellen, maar het is nog onduidelijk hoe effectief en veilig die technieken zijn.  Wetenschappers moeten daarom embryo’s kunnen maken om te onderzoeken of aangeboren ziektes zo kunnen worden bestreden. Tegelijk zou er een debat moeten worden gevoerd over de wenselijkheid ervan. Pas dan zou de maatschappij moeten besluiten of deze zogeheten kiembaanmodificatie ook in Nederland wordt toegestaan.

In een gisteren uitgebracht rapport adviseert de Gezondheidsraad minister Schippers van volksgezondheid daarom om het verbod op het maken van embryo’s voor onderzoek op te heffen. Schippers heeft vorig jaar al laten weten zoiets te overwegen.

Het is een robuuste techniek. Bij dieren althans.
Sjoerd Repping, hoogleraar voortplantingskunde

Reparatie

Ook nu al wordt er gesleuteld aan het erfelijk materiaal van mensen. Als iemand een erfelijke ziekte heeft waardoor bijvoorbeeld zijn lever een essentieel eiwit niet aanmaakt, nemen artsen wat levercellen, repareren daarin het gemankeerde DNA en plaatsen die cellen terug. De patiënt is geholpen, maar de genetische afwijking blijft in alle andere cellen bestaan.

Wordt zo’n reparatie in een embryo uitgevoerd, als het leven bestaat uit één bevruchte eicel die nog tot een heel lichaam moet uitgroeien, dan is het gendefect definitief opgeruimd. Maar dat geldt ook voor het geval er iets misgaat bij deze gentechniek en de ingreep bijvoorbeeld kanker veroorzaakt. Dan zijn ook de kinderen en kleinkinderen met dit kankerrisico opgescheept.

Om die reden was een ingreep bij een embryo altijd verboden terrein. Maar een nieuwe techniek, CRISPR-Cas geheten, maakt het knippen en plakken in de DNA-keten zo makkelijk en precies dat zo’n ingreep in de kiembaan toch weer in beeld komt. “We weten dat het een robuuste techniek is”, zegt Sjoerd Repping, hoogleraar voortplantingsgeneeskunde bij het AMC in Amsterdam. “Bij dieren althans. Of dat bij de mens ook zo is, moeten we onderzoeken.”

Embryo 

We grijpen nu al in om erfelijke ziektes te vermijden, benadrukt hij. Ouders die hun gendefect niet willen doorgeven, kunnen besluiten geen kinderen te nemen, ze kunnen een donor inschakelen of een embryo laten terugplaatsen dat het defect niet blijkt te hebben. Repping: “Met CRISPR zou je die andere embryo’s kunnen repareren. En hoef je ze niet weg te gooien.”

Maar dan moet die reparatie wel veilig zijn. Er blijft een kans dat het nieuwe gen niet precies op de goede plek terechtkomt. Hoe groot die kans is, moet worden onderzocht, maar dat onderzoek zal zeker in eerste instantie beperkt blijven tot erfelijke ziektes waar één gen aan ten grondslag ligt, zoals sikkelcelanemie of de ziekte van Huntington.

Embryo’s die overblijven van een ivf-behandeling, zijn voor dat onderzoek niet geschikt. Deze restembryo’s zijn al acht of zestien cellen groot; de reparatie zou dan ook in al die cellen moeten plaatsvinden. Met alle kans op extra fouten van dien.

Complexere erfelijke aandoeningen, zoals de aanleg voor hart- en vaatziektes of de meeste kankers, zijn nog ver buiten beeld. “Laat staan zoiets als designer-baby’s”, zegt Repping. “Laten we eerst dit onderzoeken en als er meer duidelijkheid komt over veiligheid en efficiëntie, bediscussiëren of we het willen toepassen.”